..Het is een onbetwist feit, dat de mensheid, wanneer
Gods levendmakende geest daar niet in woont, heel snel
enorm zondig wordt als gevolg van het vlees, dat heerst.
………
God zag dat de slechtheid van de mens zo groot was en
de gedachten van het hart zoveel kwaad bevatte, dat Hij
besloot de eon te beëindigen met een vloed die allen zou
vernietigen, behalve Noach en zijn gezin.

Noach en zijn zonen werden gespaard om de mensheid te
redden, niet omdat die een tweede kans verdiende, maar
omdat volgens Gods plan de mensheid nog steeds nodig was
om Zijn Zoon mens te doen worden zodat die Zijn leven kon
geven voor het universum…..

Hier liet Hij zien, dat alle inspanningen van de mens slechts
tot niets en vernietiging leiden; de mensheid was zó slecht
geworden, dat er op de prediking van Noach geen bekeerling-
en kwamen. Te midden van een wereld vol slechtheid was
Noach een prediker van gerechtigheid.’

Uit: ‘The All-sufficiency of God’ – J.H. Essex, UR LXIV, blz. 29,30