‘Was fijn woord gisteren. Vandaag de volgende tekst?’

Vers 14:
Een verstandig hart zoekt kennis,
maar de mond van dwazen voedt zich met dwaasheid.

Het woord ‘verstandig’ heeft vooral met ‘inzicht’ te maken. Vaak komt
dit begrip voor in combinatie met ‘wijsheid’ of er wordt gezegd, dat de
wijze het inzicht heeft. Pas als je wijs bent -door Gods woord-  heb je ook
inzicht. Als je hart vervuld is met inzicht en wijsheid, dan zul je ook naar
kennis zoeken. Het hart van degene met inzicht zoekt kennis! Als je een-
maal
wijs bent, zoek je met inzicht naar meer kennis (van Gods woord)
om nóg
meer inzicht te verkrijgen.

Soms heb je de indruk, dat er steeds minder van deze wijze mensen met
inzicht zijn. Wie is er nog die naar echte kennis zoekt?’

Tegenover deze mensen met inzicht, waarvan het hart kennis zoekt, zien
we hier de dwazen en hun mond, die zich met dwaasheid voeden. Het woord
voor ‘dwaze’ heeft te maken met: sloom, vet, traag. En het woord ‘dwaasheid’
wijst naar: gek, narrig, idioot. Dus de dwaze graast op gekkigheid en zal dat
later dan ook uiten. Er komt niet echt veel zinnigs uit hun monden, dat
komt omdat men onzin graast.

‘Dit is wel weer duidelijk. Het hart van degene met inzicht zoekt kennis, en de
dwaas graast onzin.’

Precies, en zo kom je in feite bij Prediker terecht. De dwaze eet de dingen die
niets voorstellen en dan is het ijdel, leeg, nutteloos, niets. De wijze, met inzicht
heeft alles en zoekt ook naar de ware kennis, die uit Gods mond komt. Niet om
de kennis op te slaan, maar om daarmee tot groter inzicht te komen en goed te
kunnen functioneren. De bouwers van de Tabernakel waren vervuld met Gods
geest, met wijsheid en inzicht. Zó konden zij dat werk goed verrichten.
Dit geldt vanzelfsprekend ook bij het dienstwerk in het lichaam van Christus!