‘Paulus schrijft, dat …Hij werd begraven….naar de Schriften. Maar waar
staat dat dan?’

Paulus verwees naar Tenach, en wel naar Psalm 16. We gaan ervan uit, dat
alle
Psalmen op een of andere manier van Christus spreken. Petrus verwees
in Zijn pinkstertoespraak niet zozeer naar de gaven van de geest, maar naar
de
opstanding van Christus. Dát was het centrale thema van zijn boodschap, en
dat spreekt voor zich! Hij sprak over Psalm 16 en toont aan dat die Psalm niet
anders dan over de Heer Jezus Christus kon gaan! Over het graf wordt in Psalm
16:10 impliciet gesproken:

“Want U zult mijn ziel in het onwaarneembare (sheol) niet verlaten;
U laat niet toe dat Uw Heilige ontbinding ziet.’

Ja mooi, en is er nog meer in Tenach te vinden waar Paulus in 1 Corinthiërs 15
op doelt?’

Het moet welhaast Jesaja zijn, Paulus was voortdurend ‘in gesprek’ met deze bij-
zondere profeet. In Het bekende Jesaja 53:9 wordt overduidelijk over het graf ge-
sproken:

Men heeft Zijn graf bij de goddelozen gesteld,
en Hij is bij de rijke in Zijn dood geweest”

Hij werd in een nieuw graf gelegd, eigendom van de rijke Jozef (…) van Arimatea,
het koninkrijk van God verwachtte. Precies volgens de Schriften dus. Geen twijfel
mogelijk. Daarnaast wijst de Heer zelf ook op de geschiedenis van Jona, de profeet,
die 3 dagen en 3 nachten in het binnenste van de grote vis was. Het volk, dat groten-
deels ongelovig was, zou geen ander teken krijgen dan het teken van Jona de profeet,
zij zouden net als Jona in ballingschap gaan, waarna zij op de derde dag weer gewekt
zouden worden.

‘Wacht even, de Heer verwees in Mattheüs 12 toch naar zichzelf?’

Jawel, Hij sprak uit dat ook de Zoon van Adam net zo als Jona 3 dagen en 3 nachten
weg zou zijn, in het binnenste van de aarde. Maar aan het volk zou het teken gege-
ven worden! Dat betekende ondergaan in de volkerenzee, net zoals Jona in de letter-
lijk zee onder ging! En de Zoon van Adam zou niet lang in het graf blijven. Ook dat
was voorzegd en ook daarvan spreekt de apostel en leraar van de volkeren, Paulus,
in 1 Corinthiërs 15!