‘Die hemelse roeping blijkt toch heel duidelijk uit Paulus’ brieven.’

In Filippenzen, een brief die helemaal gaat over onze wandel als gelovigen,
schrijft Paulus in hoofdstuk 3:20, dat ons burgerschap (of: domein) in de
hemelen is. Dat stelt hij vast nadat hij in Efeziërs tot vijf (getal van de genade)
keer toe sprak over ’te midden van de hemelingen’ (het Grieks daar laat een
mogelijkheid open om ‘in de hemelen’ te vertalen). Het hemelse gebied of
bereik is daar waar ook ‘hemelbewoners’ zijn: de hemelingen, oftewel de
voor ons onzichtbare machten en krachten, soevereiniteiten, et cetera.

‘Bijna ongelooflijk, dat wij daarvoor uitgekozen en geroepen zijn.’

Ja, dat is wat. Wij als gelovigen van het lichaam van Christus zijn geroepen
in Christus en in Hem uitgekozen vóór de nederwerping van de wereld. On-
ze zegeningen zijn uitsluitend geestelijk en te midden van de hemelingen,
zo
staat dat in Efeziërs 1:3. Dat is wat verder uitgewerkt en verduidelijkt
wordt
in die zo bijzondere en vaak onbegrepen brief. Israël was gewend om
uit te
kijken naar aardse zegeningen: een land, een stad, een tastbare tempel
als
woonplaats van God, Jahweh. Zij zien uit naar de vervulling van de belof-
ten
in Jezus Christus, die hun Messias is in hun aardse koninkrijk.

‘Het is bijzonder, dat we deze verschillen kunnen onderkennen, zo komt onze
unieke roeping tot uitdrukking.’

Onze unieke roeping is te midden van de hemelingen en in Christus Jezus. Dat
is de titel eerst (Christus) en daarna de naam van Zijn vernedering op aarde
(Jezus). Dit wordt alleen door Paulus zo gebruikt. De andere apostelen gebruiken
‘Jezus Christus’. Dan gaat het niet om een toevallige schrijfvariant, maar om een
geestelijk andere positie. Door ‘Christus Jezus’ te gebruiken, staat Zijn gezalfd zijn
voorop en de titel ‘Gezalfde’ betekent bij Paulus: verheerlijkt, uit de doden opge-
wekt, aan Gods rechter(hand).

‘Dit is zo, als je het nakijkt, kom je Christus Jezus steeds bij Paulus tegen.’

De plaats van gelovigen in het lichaam van Christus hoort dus bij Hem in de hemel.
Wij vullen Hem aan, maken Hem compleet, net zo als Eva dat voor Adam was. Eva
is dan ook daarin een type van de gemeente die het lichaam van Christus is. Zij
werd uit Adam genomen toen Hij in een diepe slaap was. Zij was dan ook nooit de
bruid van Adam. Toen Adam wakker werd zag hij zijn vrouw. Zo is h
et ook met
Christus en Zijn lichaam, de gemeente: pas toen Hij in een diepe slaap (de dood)
was, kon deze tevoorschijn gebracht worden! De gemeente, Zijn lichaam, werd
uit Hem genomen om Zijn ’tegenover’ oftewel: Zijn complement te zijn, Hem
compleet te maken!