‘Oke, het wordt al wat duidelijker allemaal. Maar over Johannes 3:16
heb ik nog wel vragen.’

Oke, ik ben benieuwd.

‘Wat betekent dat ‘verloren gaan’ in deze tekst? Want men zegt dan
dat het betekent dat de ongelovige in de hel belandt, voor eeuwig.’

Ja, er staat strikt genomen niet, dat het verloren gaan voor eeuwig is.
Het lijkt wel de conclusie, maar we hebben gezien, dat het Griekse
aioonion niet ‘voor altijd zonder einde’ betekent, maar ‘horend bij
een aioon (of eeuw/eon)’. Het Griekse woord, dat met ‘verloren gaan’
vertaald is, betekent ‘omkomen’ of ‘uit elkaar vallen’ of ‘ontbinden’.
Het gaat om mensen, die verloren gaan voor het aardse koninkrijk,
daar hebben zij geen deel aan. Zij leven niet in de 1000 jaren.

Zij komen voor de grote witte troon uit Openbaring 20:11-15.
Er gaan grote gerichten vooraf aan het 1000 jarig rijk op aarde.
In die gerichten zullen de ongelovigen omkomen. Er zullen heel
veel mensen gedood worden. De Heer spreekt met Nicodemus over
het aardse koninkrijk inzake Israël. Degene die niet gelooft in Israël
zal omkomen in de gerichten, want dan geldt: ‘Al wie de Naam van
de Heer zal aanroepen, zal gered worden’.

‘Ja, het wordt nu wat meer te begrijpen. En ik vraag me ook af, hoe
het zit met de rechtvaardigheid van God. Want je citeerde zelf de
bekende uitspraak: ‘God is liefde, MAAR Hij is óók rechtvaardig!’
Als Hij uiteindelijk alle mensen redt, is het toch niet rechtvaardig
meer?’

Je kunt andersom ook stellen: is het rechtvaardig van God, als Hij
mensen eindeloos laat lijden voor een (in verhouding daarmee) zeer
kort leven als zondaar op aarde?

‘He zo heb ik er nog nooit naar gekeken. Het is op aarde ook al zo, dat
mensen altijd een tijdelijke straf  voor een misdaad opgelegd krijgen.
Raar eigenlijk, dat mensen dan voor eeuwig zouden moeten boeten
voor hun zonden’.

Precies. De leer van de eeuwige straf is juist een smet op de gerechtigheid
van God! Gerechtigheid naar de Schrift houdt in, dat God geeft wat je
tekort komt. Heb jij niets, dan geeft Hij je alles.

‘He dat is mooi zeg. Daar ga ik eens goed over nadenken.’