Vóór de ondergang verheft zich het mensenhart,
maar nederigheid gaat vóór de eer.
Spreuken 18:12

Ongetwijfeld zag Salomo in zijn dagen dit gebeuren. Het hart van
de mens dat zich verheft, misschien op basis van neergezette pres-
taties. Dat gebeurt voordat het breken ervan komt, want het woord
‘ondergang’ heeft te maken met ‘in stukken breken’ of ‘ruïneren’.
Wij zien een duidelijke illustratie hiervan bij koningin Izebel in 2
Koningen 9:30-37 waar dit wel erg letterlijk waarheid wordt.

‘Akelig als je dat leest ja. Zij zal ongetwijfeld een type zijn van een
ontrouw Israël?’

Zeker. Dat voert nu wat te ver, maar laten we volstaan met de op-
merking, dat ‘Izebel’ eigenlijk ‘onaangeraakt’ betekent en dat weer-
spiegelt de situatie van Israël, dat de gemeenschap met Jahweh
niet wilde, maar zich tot de afgoden keerde. Daardoor verbrak zij
het (huwelijks)verbond van de Sinaï en dat betekende balllingschap,
verstrooiing onder de natiën.

‘En hebben we een illustratie van het tweede deel van deze Spreuk?’

Jawel, een hele bekende waarin deze hele Spreuk naar voren komt:
David en Goliath. 1 Samuël 17. Goliath is hooghartig en zou Davids
vlees wel eventjes aan de vogels en de beesten te eten geven. Het
liep totaal anders, David vertrouwde op Jahweh, op de God van Israël,
en behaalde door Zijn macht de overwinning op deze grote filistijn!
Ootmoed/nederigheid gaat aan de eer vooraf.