‘Best mooi, dat stukje uit Efeziërs 2:4-10.’

Ja, een bijzonder fijn gedeelte uit een zeer opmerkelijke
brief. Het stroomt allemaal over van genade. God nam
het initiatief om de mens uit zijn hopeloze positie te red-
den. Het klinkt zo bijzonder hier. Geen enkele inspanning
van de mens kon hem redden. Het is alles uit God en in
Christus Jezus.

‘Je raakt er niet over uitgedacht, dat God zo is.’

Een van de vele opvallende woorden in dit gedeelte is het
woord ‘naderingsgave’. Het bijzondere hier is de tegenstel-
ling tussen de regels van de Mozaïsche wet en wat hier
staat. In elke religie, dus ook die van Israël onder het oude
verbond, moet de mens aan de hogere macht een offer of
een geschenk brengen om in de gunst te komen.

‘En hier is het anders.’

Hier is het God, die de naderingsgave geeft. Dat maakt het zo
bijzonder. Als uiting van Zijn overstromende genade geeft
Hij zelf het naderingsgeschenk (Hebreeuws: korban) om de
mens naar Zich toe te trekken. Er staat ook bij, dat het uit
genade is, niet uit jullie zelf, door geloof, niet uit werken.
Opdat niemand zich kan beroemen. Gods genade, optimaal.

‘Ik ben er nog steeds heel erg blij mee.’

Het is het evangelie dat door Paulus gebracht werd, niet
te
vergelijken. De andere apostelen hadden zo’n bood-
schap niet. Dat ligt heel anders bij Johannes, Jakobus en
Petrus. De heerlijkheid van Gods genade schittert in
Efeziërs volop, een diamant van Gods liefde!