”In Filippenzen vinden wij deze opmerkelijke zin, die wij diep-
gaand zouden overwegen:
want ons domein behoort de hemelen toe (Filippenzen 3:20)
Wat betekent dat: ‘behoort ……toe’ ? Laten we kijken naar twee
vindplaatsen van dit woord. De man die door Petrus en Johannes
bij de poort van de tempel in Jeruzalem genezen werd, ‘was vanaf
de moederschoot kreupel’ (Handelingen 3:2); dat wil zeggen, zijn
verlamming was onlosmakelijk met hem verbonden; het was al-
tijd met hem geweest; het behoorde hem toe.
Paulus zei over Petrus: ‘Als u die een Jood bent‘ (Galaten 2:14)
Petrus behoorde tot Israël; hij was er onlosmakelijk mee ver-
bonden; hij kon zichzelf nooit van dat volk losmaken. ….. …..
Petrus’ domein behoorde Israël toe; het onze is in essentie hemels.
Ons domein behoort tot de hemelen en heeft ertoe behoord sedert
die ver in het verleden liggende dag, voor de nederwerping, toen
wij in Christus uitgekozen werden.”
Uit: ‘Together with the Lord’ – John H. Essex, UR LXII, blz.137,138