15 januari 2010

‘Zo. Daar moest ik wel lang over denken hoor, wat je gisteren zei.
Het gaat zo tegen je in.’ Wat bedoel je precies?
‘Nou, ik denk nog na over dat onrecht. Want dat hoeft natuurlijk niet financieel te zijn.
Het kan op allerlei manieren gebeuren.’ Waar denk je zoal aan dan?
‘Je kunt het ook tegenkomen, als je het absoluut niet eens bent met een bepaalde beslissing die ooit genomen is.’ Ja dat kan.
‘Ik bedoel, onder gelovigen moeten er ook weleens beslissingen genomen worden.
Soms zelfs in organisatorisch opzicht. Hoewel we natuurlijk zo weinig mogelijk organisatie moeten hebben, dat heb ik wel begrepen.’
Je kunt er twee dingen mee doen, zoals we gisteren ook al hebben gezien. Je kunt de hele zaak die gebeurd is –misschien al járen geleden- steeds maar niet accepteren en er onvrede over blijven houden. Of je kunt de genade laten werken.
‘He maar wat betekent dat dan?’ De genade laten werken? ‘Ja’.
Het laten gaan. Genade schenken. De ander(en) geven wat hij/zij niet verdient. Misschien vind jij wel dat er onrecht is gebeurd. Wat zei Paulus in zo’n situatie?
‘Het worde hun niet aangerekend!’ (2 Timotheüs 4:16)

14 januari 2010

‘He dat genade schenken is eigenlijk wel heel mooi. Want je geeft aan de ander, die jou verkeerd behandelde, wat hij/zij niet verdient.’
Ja. Je bent je bewust, dat God je geeft wat je niet verdient. Genade, terwijl je veroor-deling had moeten krijgen. Mooi om dat te zien in het evangelie. Christus heeft alles volbracht. Hij onderging de veroordeling die jij en ik hadden moeten krijgen. De hele mensheid zat onder de veroordeling van God. Terecht. Maar Jezus Christus stierf voor allen en omdat Hij opgewekt werd, was het bewijs geleverd, dat God alle mensen rechtvaardigt. De rechtvaardiging van de goddeloze, degene die God niet vereerde. God schenkt genade, omdat Hij liefde is.
‘Ja, wonderlijk hoe God is. Altijd anders dan je denkt. En het is mooi, als je dat begrijpt, dat je een ander ook genade kan schenken. Het laten gaan, terwijl je onrecht is aangedaan. Normaal zou je je recht halen bij de ander of desnoods voor de rechter. Maar je laat het gaan.’
Ja, dat is waar Paulus het ook over heeft in 1 Corinthiërs 6. In die gemeente daar waren er kennelijk sommigen die hun geschillen voor de wereldlijke rechter brachten.
Dat is in de eerste plaats geen genade geven omdat je je recht wil halen.
Daarbij stapte men niet naar een wijze broeder die daarin kon bemiddelen, maar naar een ongelovige rechter! Het zou allemaal niet nodig zijn, als men daar had begrepen, wat de genade van God wérkelijk betekent!
‘Ja, maar als iemand jou nou voor een flink geldbedrag heeft benadeeld? Wat dan?’
Wat denk je zelf? ‘Nou ik weet niet of dat kan laten gaan. Stel je voor dat het door een andere gelovige gebeurt.’
Heb je genoeg te eten? Heb je een dak boven je hoofd? Heb je genoeg kleding?
Ja? Mooi toch?

13 januari 2010

‘Je hebt wel een belangrijk onderwerp aangeraakt in je stukje van gisteren. Elkaar vergeven is voor ongelovigen heel moeilijk, maar voor gelovigen blijkt genade schenken in de praktijk ook heel lastig te zijn.’
Ja, ik heb weleens gelezen en gehoord over familieruzies. Die werden dan geslachten lang volgehouden. Hele vetes werden het. Na zoveel jaren wist men eigenlijk niet eens meer waar het ooit mee begon. En dan ging het over christelijke families die elke zondag keurig in de kerk zaten. En echt geloofden.
‘Zou het in evangelische kringen beter gaan op dat punt?’
Ik vrees van niet. Ik denk dat ook in vrije kringen men familieruzies kent die zich jaren lang voortslepen. En dan praat je toch over achterdocht, jaloezie, nijd, afgunst,  streverigheid en zo voorts, wat Paulus allemaal noemt in Galaten 5:19-21.
En het zou allemaal zo anders kunnen gaan, als men elkaar genade kon schenken, dat gaat verder dan vergeven. Bij vergeving kun je er nog op terugkomen, maar bij genade schenken is het ook vergeten. Wat er was, wat er tussen zat, is er niet meer.
‘Maar je herinnert je toch nog wel wat er gebeurd is?’
Ja, dat wel, maar het kan nooit meer tussen jou en de ander in staan als je de ander echt genade hebt geschonken. En we halen geen oude koeien meer uit de sloot.
Het geweldige is dat God ons dagelijks genade schenkt, en daar nooit meer mee ophoudt. Daarin God navolgen is wat Paulus ons zegt in onder andere Efeziërs 5:1.

12 januari 2010

‘Nou heb ik gisteren wel wat meer duidelijkheid gekregen. Deze kijk
op de dingen hoor je inderdaad niet zo vaak. Maar hoe zit het dan met die gedeeltes in Paulus’ brieven waar het om de levenswandel van de gelovige gaat?’
Wat je vaak ziet gebeuren, is dat men deze opmerkingen van de apostel gaat gebruiken als een nieuw soort wet. Het wordt dan opgelegd. Zo van: als gelovige moet je elkaar vergeven (genade schenken). Het wettische zit dan in het woordje ‘moet’. Paulus spreekt zo niet, althans niet in het Grieks. In de modernere verta-lingen (vooral NBV) wordt dit woord ‘moeten’ vaker gebruikt dan in oudere ver-talingen, en dat is onterecht. Paulus legt ons niet de wet op. Hij legt geen richtlijnen op de gelovige, opdat die dat en dat zou moeten doen. Paulus wist haarfijn uit eigen ervaringen onder de wet (oude verbond), dat het zo niet werkt.
‘Maar, hoe werkt het dan wel?’
Als het evangelie van genade echt tot je doordringt, ga je beetje bij beetje begrijpen, dat God je genade schonk voor alles wat je deed voordat je tot geloof kwam.
Het merkwaardige is, dat een gelovige daar misschien minder moeite mee heeft dan óók te geloven, dat God je net zo genade schenkt voor de dingen, die je als gelovige fout doet! En dat werkt ongeveer ook zo in onze houding naar anderen toe, die tot geloof komen. We zeggen dan eenvoudig –en zo is het ook- dat God álles van het oude leven vergeven heeft, dat Hij daarvoor genade schenkt. Maar we hebben vervolgens veel meer moeite met de dingen die een gelovige nu nog verkeerd doet. En we vinden het problematisch om die andere gelovigen genade te schenken. Nogmaals: het is geen moeten! Maar het geeft je van binnen wel de ruimte naar de ander om met elkaar verder op te trekken, tot de bazuin van God klinkt. En als je beseft wie je bent in Gods licht, en hoeveel genade Hij je schenkt (en al geschonken heeft), dan heb je al veel minder moeite om die ander dat te doen!
Daarom spreekt Paulus er zo over in Efeziërs 4:30-32.

11 januari 2010

‘Mooi einde gisteren. Mooi. Maar ik heb nog geen antwoord op mijn vraag, of er van een gelovige onder de genade iets meer verwacht mag worden.’
Daar kan ik eigenlijk heel kort over zijn. Het antwoord is nee. God verwacht niet iets van ons als Hij ons gered heeft. Wat Paulus duidelijk maakt, is dat God zowel het willen als het werken in ons werkt, overeenkomstig Zijn welbehagen.
‘Dus ik ga zitten wachten tot God dat gaat doen in mij?’
Nou, nee. Dat hoor je mij niet zeggen. De vraag die je stelde, is terecht en logisch. In veel christelijke kringen wordt wel gezegd, dat God iets van je verwacht. Vervolgens worden er allerlei dingen beweerd. Dat je als christen of als gelovige toch wel dit of dat moet doen omdat God dat (eigenlijk) van je verwacht. Het komt er dan soms op neer, dat men graag wil dat de gelovige zich gaat inzetten voor een bepaalde organisatie. En dat het bestuur of de leiding dan wel zal bepalen wat dat is in het specifieke individuele leven van die of die.
Dat is, als je het mij vraagt, de wereld op zijn kop.
Van de gelovige wordt niets verwacht. Wat je wel ziet bij gelovigen, is dat zij honger hebben naar het woord van God. Dat beluisteren, bestuderen, er mee bezig zijn.
Wat dan gaat groeien, is dat die gelovige het van God gaat verwachten. Alle kracht van Hem verwacht. En dat heeft weer tot resultaat, dat de gelovige zich wil gaan inzetten in het werk van de Heer. Wat dat ook maar is. Dat bepaalt de Heer wel, want die is heel goed in staat als Hoofd, om de leden van Zijn lichaam te sturen en te gebruiken in Zijn dienst!