‘Vandaag alweer vers 34 van Spreuken 3. Blijft boeiend!’
Nou en of, Gods woord is altijd de moeite waard. Zie het vers:
de spotters zal Hij wel bespotten
maar zachtmoedigen zal Hij genade geven
Het woord voor spotten verwijst naar een tong die moeilijkheden ver-
oorzaakt. Niet zelden leidt bespotting tot grote problemen. De spotter
stelt zich door te spotten boven de ander die bespot wordt. En de spot-
ter duwt daarmee de medemens naar beneden. Het is soms bij gelovigen
erger dan bij ongelovigen, vooral als er twist over geloofszaken heerst.
‘Er staat ook dat Jahweh de spotters bespot. Is dat hetzelfde woord?’
Ja. Bij God zelf wordt het echter gezegd alsof Hij mens is en het is dan
als vanzelf een stijlfiguur; bij Hem zit er niet het venijnige van mensen
achter. Hij zal wel de spotters te kijk zetten, zonder dat Hij ze gemeen
belachelijk maakt. Hij doet het om de spotters terecht te wijzen, en uit
liefde voor hen, die door de spotters bespot werden.
‘Dat is mooi, en het tweede deel van de Spreuk spreekt mij aan.’
Het gaat daar om de nederigen, de ootmoedigen. Petrus en Jakobus
halen deze Spreuk aan (Jakobus 4:6; 1 Petrus 5:5). Dat is passend,
want de mens wordt eerst opgeroepen ootmoedig te worden om ge-
nade te kunnen ontvangen. Bij Paulus is het andersom. Eerst ont-
vangt de mens genade en wordt daardoor, door de werking van de
genade, ootmoedig.
‘Zo heb ik het nog niet bekeken.’
In Efeziërs 4:1-2 gaan ootmoedigheid en zachtmoedigheid hand in
hand. Een zachtmoedig mens is dat vanuit ootmoedigheid. Als een
mens een ander bespot, gebeurt dat niet vanuit ootmoed, maar het
tegenovergestelde. Het past absoluut niet bij een gelovige om een
ander te bespotten op welke manier dan ook. Genade zou ook onze
woorden kenmerken!