Woord vandaag

‘De tekst van nu is weer over de naaste, spreekt je aan.’

smeed geen kwaad tegen je naaste
terwijl hij onbezorgd bij jou woont

Dat is voor ons vanzelfsprekend, het evangelie van genade zal
de naaste juist ruimte geven, de liefde van God is bepalend daarin,
zo zien we Romeinen 13:8-10. Het woord ‘smeden tegen’ heeft in
de kern te maken met ‘ploegen’ en daarvan afgeleid: ‘iets ontwer-
pen (in het geheim) in kwade zin’. Dat kan nooit uit de liefde van
God voortkomen.

‘Nee, dat is erg duidelijk. De liefde van God smeedt geen plannen in
mensenharten tegen anderen.’

Dat merk je echter wel in dat boek dat onlangs verscheen over die
voorganger (onpaulinisch begrip), die helemaal solistisch het contact
met de realiteit kwijtraakte en eigenzinnig -zonder anderen-  zijn gang
ging en gaat. De gemeente waar hij leider van was, is inmiddels sterk
uitgedund qua bezoekersaantal. En het kwaad smeden deed hij ook,
want hij troggelde de mensen geld af en de mensen gaven -onder zijn
druk- (grote) sommen geld.

‘Paulus schrijft, dat de geldzucht een wortel van alle kwaad is.’

Exact. Zelfbenoemde voorgangers zijn er helaas maar al te veel, en
die kunnen vaak hun gang gaan en zich verrijken van de giften van
goedwillende gelovigen. Daarom is de paulinische indeling heel
wijs: er zijn meerdere opzieners en oudsten die gezamenlijk dingen
oppakken en in overleg allerlei dingen  regelen. Dit voorkomt solis-
tisch optreden van één iemand; want dat kan snel tot schade leiden
van de naasten, de medebroeders en zusters. Juist de gezamenlijke
oudsten/opzieners
zouden in genade handelen met de gelovigen
waarvoor zij geroepen zijn: om die te dienen.

Woord vandaag

‘Het gaat vandaag in vers 28 door op het thema van vers 27.’

Het is een aanwijzing om direct iets te doen voor je naaste als het in
je vermogen ligt:

zeg niet tegen je naaste: ga heen en kom nog eens terug
en morgen zal ik het geven, terwijl het al bij jou is


Het wijst op een gebrek, een nood, een vraag van iemand die met je
verbonden is op een of andere manier, daar kun je niet tegen zeggen
‘kom later maar eens terug’. Je laat een ander met die nood – of wat
ook maar –  niet zitten. Dat is als een iemand ‘op je weg komt’ en je
wordt geconfronteerd met een nood, een behoefte. Die kun je niet
zomaar laten gaan.

‘Je naaste, dat is toch je broeder, degene die met je optrekt in het
lichaam van Christus?’

Het is een aanwijzing van Paulus in Romeinen 13:8-10 als hij het heeft
over het liefhebben van de ander, met de liefde van God. Hij verwijst
dan naar de 10 woorden die op Israël gelegd waren en geeft aan dat dat
samengevat wordt in : ‘u zult uw naaste liefhebben als uzelf‘.  En: ‘de
liefde doet de naaste geen kwaad‘ (vers 10)
Spreuken wijst in dezelfde richting, maar dan nog onder het oude ver-
bond van Jahweh met Israël.

‘Maar in de ekklesia, het lichaam van Christus, geldt dat des te meer.’

Het woord ‘naaste’ heeft verbinding met het woord voor ‘kudde’ en
daarvan weer afgeleid: ‘herder’. Een herder zorgt ervoor, dat de kudde
het goede voedsel krijgt en ziet om naar de schapen. Misschien is dan
dit woord wel bijzonder, als het komt uit de mond van Salomo, die zelf
koning was en dus een herderlijke functie had voor Israël, tot zijn
zoon, die vanzelf koning zou worden.

‘Maar daarmee zijn we weer bij de oudsten/opzieners gekomen, net als
gisteren.’

Dat is waar, dat bewuste boek gaat over een voorganger die schril
afsteekt bij wat in de dagtekst staat. Deze trad -en treedt- solistisch op
en neemt eerder iets weg bij de gelovigen, dan dat hij voor ze zorgt.
Bij wat Paulus aangeeft, kan dat eigenlijk niet. Daar is altijd gezamen-
lijk
bezig zijn als oudsten/opzieners, in goede harmonie samenwer-
king met het oog op het belang van de naasten, de medegelovigen!

Woord vandaag

‘De Spreuken spreken mij weer aan, net als toen we het ook bekeken,
een tijdje terug.’

De uitspraak van vandaag is ook weer bijzonder:

onthoud het goede niet aan wie erom smeken
als het in de macht van je hand ligt

Dit is min of meer een concordante vertaling van vers 27.
De eerste zin kan ook luiden (afhankelijk van de Hebreeuwse tekst):

onthoud het goede niet aan wie het bezitten

In elk geval spoort deze Spreuk aan, om goed te doen als dat in je ver-
mogen ligt en op je weg komt om het te kunnen doen.  Dat was zo in
Elia en Elisa (1 Koningen 17 en 2 Koningen 4). Zij kwamen beide bij een
vrouw van wie de zoon stierf en waar gebrek aan olie was. In beide gaf

God de profeet om wonderlijk te voorzien in olie en leven.

‘Maar wij hebben deze macht niet in onze hand.’

Nee, maar wij kunnen bij gelegenheid wel iets doen als er nood op onze
weg komt. Let op dat er staat: ‘wie erom smeken’, dat veronderstelt een
vraag, een nood waarmee iemand naar je toe komt. Dan kun je iets bete-
kenen voor de ander, biddend in wijsheid die God geeft.
Dat kun je doen in afhankelijkheid van God, die ons gebruikt voor de
ander.

‘Wat bedoel je precies daarmee?’

Het is een goede zaak als gelovigen elkaar te hulp komen, Paulus
schrijft dat ook in Galaten 6, als hij aangeeft dat we goed kunnen
doen aan allen, inzonderheid aan de medegelovigen. De ander die
wellicht iets niet goed deed, terechthelpen in een geest van zacht-
moedigheid,
omdat je ook zelf in zoiets terecht had kunnen komen.

‘Als er iemand dat niet goed doet kan er schade ontstaan?’

De voorbeelden zijn er. Onlangs verscheen er weer een boek over
iemand
die oncontroleerbaar geld van mensen afhandig maakte en
voor eigen doeleinden gebruikt. Hij speelde de rol van voorganger en
had zo veel te veel macht over levens van gelovigen, die goedwillend
(veel) geld weggaven, zelfs hun huis ervoor verkochten. Omdat zij
-onder druk van de voorganger- meenden dat dat zo moest! En dat
is exact het tegenovergestelde van de tekst van vandaag! De gelovigen
(en zeker de oudsten-opzieners) zouden het belang van betreffende
gemeentelid/gemeenteleden voorop stellen en dienend – in alle oot-
moed- betrokken zijn bij wat hun overkomt!

Woord vandaag

‘Mooi dat stille vertrouwen van gisteren, we kunnen God in
alles vertrouwen.’

We hebben een prachtige belofte in de tekst van vandaag:

want Jahweh is je hoop
Hij zal je voet bewaren voor gevangenschap (vers 26)

Het woord ‘hoop’ is wat afgevlakt en er staat een woord dat te maken
heeft met ‘vetheid’. Overdrachtelijk spreekt het van de lenden, omdat
daar meestal het vet zit. Maar dat is tegelijk ook de plaats van kracht.
Het woord ‘vertrouwen op, verlaten op’ zit daarom meer in de richting.
Jahweh (Ik ben) zélf is dus waarop de gelovige zich verlaat, op steunt.
Daarmee sluit het mooi aan op de tekst van gisteren.

‘Het draait helemaal om vertrouwen op Jahweh, de beloften die Hij doet
maakt Hij waar!’

Ook in deze vindplaats zit een mooie belofte verpakt: je voet zal bewaard
worden voor gevangenschap. Nu is dat laatste woord ‘gevangenschap’ een
wat vrije vertaling van wat er staat. Het Hebreeuwse ‘lakad’ heeft te maken
met een valstrik die ineens dichtgetrokken wordt als je je voet(en) er on-
wetend in zet en ineens lig je op de grond, omdat je voet(en) onder je van-
daan weggetrokken wordt/worden.

‘En als je je richt naar Zijn woord en dus Zijn wijsheid, wordt je voet daar-
voor
bewaard.’

Ja, en op den duur ken je de strikken die de tegenwerker voor je zet en
ook in gemeenteverband zijn die er zeer zeker. Geweldig om dat woord
van God steeds weer en meer te leren kennen, zodat wij onze voet niet
in de valstrikken laten komen. Tenslotte wandelen wij in een geestelijke
strijd, de machten en krachten van de tegenwerker zijn erop uit ons te
doen vallen en falen. En: Hij, Christus Jezus, is geweldig in de strijd!

Woord vandaag

‘De vorige was fijn, en zeker dat van Filippenzen 4 is heel rijk!’

In de nu volgende komt er weer iets menselijks naar voren:

je zult zeker niet bevreesd voor plotseling alarm zijn
of voor verwoesting door goddelozen, als die komt (vers 25)

Denk bij deze aan bijvoorbeeld Mozes en Israël (Exodus 14:14,15) toen
zij klem zaten tussen de legers van Farao en de Rode Zee. Op dat mo-
ment kreeg Mozes de geweldige verzekering dat Jahweh voor hem zou
strijden en hij zou stil zijn. Dat is wat ook wij zouden doen: een hou-
ding aannemen van stilheid en zien hoe God zelf de strijd voert!

‘Tsja, dat is wel weer een antwoord, terwijl ik zat te tobben en naar
ménsen en hun gedrag keek!’

We kunnen zien op Hem, die ons onuitsprekelijk liefheeft en van wie
de liefde sterker is dan zelfs de dood. Ook bij Abraham en Sara klonk
het bijzondere woord: ‘zou voor Jahweh iets te wonderlijk zijn?’ Zelfs
een verwoesting die door ongelovigen tot stand komt zou ons niet
aan het wankelen brengen. Zeker hoeven wij daar geen angst en vrees
voor te hebben. Daar kunnen wij in Gods kracht bovenuit blijven en
de gedachten gaan in de juiste richting.

‘Soms komt iets zó onverwacht en van onverwachte kant, dat je er toch
van kan schrikken.’

Het is heel bijzonder dat wij deze verzekeringen van de Heer hebben. Hij
strijdt, het is Zijn strijd en wij kunnen toezien. Voor Hem is niets te won-
derlijk. Jesaja (30:15) zegt: ‘in stilheid en vertrouwen zou uw sterkte zijn’.
Soms is er een situatie die de tijd moet hebben en vast te stellen wanneer
de tijd rijp is om iets te doen of handelend op te treden, daarvoor is gebed
en afwachten op de tijd van de Heer nodig.  Hij zal doen wat nodig is, op
de juiste tijd!