‘We zijn geweldig verzekerd van eonisch leven, en in
Christus Jezus hebben wij dat al ontvangen.’
Het is heerlijk, als je elke avond kan gaan slapen met die
genade in je hart. God heeft je lief, en als je de volgende
ochtend wakker wordt, leef je opnieuw in het besef, dat
je van Hem bent en dat niets je uit Zijn hand kan roven.
Het bijzondere is ook, dat wij tevoren gekend zijn door
God. Toen wij nog niet bestonden, had Hij ons al gekend.
‘Daar kan ik niet bij met mijn verstand, maar ik geloof het,
omdat Hij dat zegt.’
De Psalmist zegt in Psalm 139, dat God hem kent en altijd
om hem heen is. Dat is heel fijn. Paulus gaat een stap terug
in de tijd, en stelt dat God ons al tevoren kent. Dat geeft een
extra dimensie, een extra vollere zekerheid. Dat moet wel
zijn: voor de nederwerping van de wereld. Als je dan met
de Psalmist zegt: ‘het begrijpen is mij te wonderbaar’ dan is
dat helemaal terecht.
‘Ja dit ene woord uit Romeinen 8, het is voor mij al voldoende
om vandaag uit die genade te leven.’
Het evangelie van de verlaten apostel is zo bijzonder, dat zelfs
gelovigen het na verloop van tijd helemaal of gedeeltelijk los-
laten. Zie de Galaten, die in een andersoortig evangelie gingen
leven, een mix van genade en werken, evangelie en wet. Wij
blijven echter bij de genade van Christus (Galaten 1:6), want
dat geeft werkelijk licht, leven, uitzicht en evenwicht. Al het
andere zal vroeg of laat blijken geen stand te houden, het blijkt
drijfzand te zijn. Laat dit diep in ons hart blijven: Hij kent ons
tevoren!