Spreuken 18:21
woord ‘vrucht’ (Hebreeuws: PRI), waar vers 20 mee begon.
Wat je op gegeven momenten zegt, kan zowel dood als leven
betekenen. Een illustratie hiervan zegt genoeg.
Toen de 10 verspieders terugkwamen van het verspieden van
het land Kanaän brachten zij een kwaad gerucht mee over het
land en daarmee deden zij het hele volk morren.
‘Zo had dat wat zij uit hun mond deden uitgaan, grote gevolgen!’
Wij zouden het tegenwoordig etiketteren met: stemmingmakerij.
En dat was het ook. Woorden met negatieve strekking hebben
meestal een direct groot effect. Het is in de praktijk veel lastiger
mensen positief te stemmen. Zo kun je onderling elkaar (man en
vrouw, gemeenteleden) veel makkelijker negatief maken door
je praten dan positief. En dat terwijl er voor gelovigen dagelijks
zo veel is om voor te danken!
‘Ja je merkt in de praktijk dat je veel makkelijker meegaat in
het negatieve dan andersom.’
Ja, en dat het zelfs voor die verspieders uiteindelijk niet goed
afliep blijkt uit Numeri 14:36,37. Jahweh stuurde een plaag en
zij stierven. Hoe waar is dan de Spreuk die wij vandaag lezen!
Handelingen 16:28-34 illustreert de andere kant: wat Paulus
naar de cipier riep bracht leven want hij doodde niet zichzelf,
en de gevangenen bleven ook leven!