Woord vandaag

‘We komen elke keer uit bij de genade van God. Dat is
toch wel een heel bijzonder evangelie.

Er verschijnen best wel wat goede boeken die dat goed toe-
lichten, maar in de praktijk blijkt het wettische denken heel
diep ingeslepen in de mens. Dat komt, omdat het hoort bij de
eerste beginselen van deze oude schepping. De zogeheten grond-
of basisprincipes van deze wereld. Daar heeft iedereen mee te
maken. Vandaar dat de wettische inslag binnen de christenheid
niet of nauwelijks door buitenstaanders opgemerkt wordt.

‘De genade zoals die is, is voor velen onaanvaardbaar.’

Je loopt er steeds tegenaan. Het gaat ook heel diep. Na het kruis
is er alleen nog genade mogelijk. Het is namelijk volbracht. Dan
hoeven jij en ik er niets aan toe te voegen. Heerlijk! Wat een ge-
weldig bevrijdende boodschap. Genade is per definitie niet te
koop. Genade is dan ook gratis, om niet. Het is ook niet verkrijg-
baar, want dan moet je het eerst verkrijgen! Het is genade als God
je oren opent en je gaat verstaan wat genade is. Dan ga je Hem er-
voor bedanken.

‘Als gelovige krijg je maar niet genoeg van die boodschap.’

Het blijft toch iets geweldigs? Sommigen zijn zo aan genade ge-
wend geraakt, dat zij zeggen: ‘ik weet het nu wel, maar nu moeten
we verder’, of: ‘je moet ook groeien in je geloof. Daarmee wordt
meestal een wat wettisch leven bedoeld. En dat is geen groei, maar
terugdraaien van de klok! We zouden groeien in de genade, en niet
de andere kant op.

‘Misschien is echt uit genade leven wel het moeilijkst.’

Dat denk ik wel. Men voegt er later of in de leer of in praktische zin
vrijwel altijd iets van ‘moeten’ bij, en dan ben je gelijk de genade kwijt.
Wat God in en door ons werkt, doet Hij door Zijn geest. Het kan nooit
zo zijn dat er menselijke inspanning aan toegevoegd kan worden. Dat
is vlees en werken naar het vlees en dat verbrandt later allemaal.

‘Verbrandt later allemaal? Hoezo?’

Wij spreken elkaar morgen weer!

Woord vandaag

‘Dat rentmeesterschap, is dat in overeenstemming met de
hemelse roeping van het lichaam van Christus?’

Het lijkt erop, dat Paulus het begrip ‘beheerder’ verbindt met
zijn apostelschap. Daarin is hij beheerder van de geheimenissen
van God (Kolossenzen 1:26). Een parallel valt te trekken met Israël,
dat geestelijke zegeningen had, waar de overpriesters en schriftge-
leerden in feite in Jezus’ dagen op aarde het beheer van hadden
moeten uitoefenen. Dat maakt Hij in Lucas 16 duidelijk. De farizeeën
en schriftgeleerden raakten hun beheer kwijt. De discipelen waren
geroepen dit voort te zetten.

‘In feite kun je stellen, dat het beheer aan bepaalde, daarvoor geroepen
mensen gegeven is.’

Als het om het lichaam van Christus gaat, werd het eerst aan Paulus en
een aantal specifieke medewerkers gegeven.  Als aan het lichaam van
Christus het gegeven is, de bijzondere waarheden en geestelijke zegenin
-gen te ontvangen,  dan berust bij dat lichaam ook het beheer ervan.
Het gaat dan om geestelijke zegen in de hemel en te midden van de heme-
lingen. Met andere woorden, het beheer heeft niet met de aarde, maar
met de hemelen te maken!

‘Zo zien we weer, dat ook daarin de christenheid op het verkeerde been
gezet
is.

Opnieuw een verdrietige constatering, lijkt mij. Zoals men in de christe-
lijke wereld voortdurend met allerlei dingen bezig is, behalve met wat er
werkelijk toe doet. Men rent in cirkels rond zonder te komen tot de bood-
schap van Paulus, die nu eenmaal alles overhoop gooit wat in de wereld
en in de christelijke wereld normaal wordt gevonden. Genade regeert.
Dat kom je in de wereld niet tegen. In de christenheid nauwelijks. Waar
hier en daar de genade even gaat flonkeren, komt meestal al snel een wat
meer wettische boodschap op de proppen. Men valt razendsnel weer uit
de genade. In Paulus’ dagen al.

Wij zijn gered in genade, onze wandel is in genade, en wij zijn geroepen
tot genade om die aan de hemelingen te tonen!

Woord vandaag

‘Zeg, hoe wordt dit ‘rentmeesterschap’ eigenlijk in christelijke kring
nader ingevuld?’

In een studie kwam ik tegen, dat men het invult vanuit het beelddrager van
God zijn naar Genesis 1:26-28 (zie de studie:Mens, kroon op Gods schepping’
onder ‘Kort en krachtig’ rechts op deze pagina). Van daaruit heeft de mens
een scheppingsopdracht van God gekregen, als gevolg daarvan een verant-
woordelijkheid als rentmeester. Het ‘vervult….onderwerpt….heerst’ uit
Genesis 1:28. Zo beschouwt men in christelijke kring het rentmeesterschap.

‘Hoe kijken wij daar eigenlijk tegenaan?’

Het begrip ‘rentmeester’ (Grieks: oikonomos) wordt genomen uit een gelijke-
nis over een beheerder (Lucas 16), wat Israël blijkt te zijn en wordt overgezet
op de gemeente vanuit een opdracht voor heel de mensheid! Dat lijkt mij wat
problematisch. Bovendien wordt in genoemde studie (en steeds als men het
in christelijke kring over ‘rentmeesterschap’ heeft) de focus gericht op het be-
houd van deze aarde … totdat de nieuwe komt.

‘Maar dat is toch wel anders gericht dan waar Paulus de Kolossenzen op richt.’

Precies, en in een studie die sterk christelijk-rentmeesterschap gericht is,
valt te lezen:

“Hoe interpreteer je dit superbrede begrip ‘rentmeesterschap’, en hoe denk je
het in je leven te gaan toepassen?

Dus: rentmeesterschap gaat over de wijze waarop wij als wereldburgers verant-
woordelijkheid dragen voor de schepping.”

Men beschouwt zichzelf als wereldburgers en niet als hemelburgers, kennelijk.
Wij zijn toch burgers van een rijk in de hemelen waaruit wij de Heer als redder
verwachten, die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het gelijkvormig
wordt aan Zijn verheerlijkt lichaam. En dat is in overeenstemming met de kracht
waarmee Hij ook het al aan zich kan onderschikken.

‘Met andere woorden: wij zijn hemelburgers en Hij draagt de verantwoordelijkheid
voor de schepping?’

Ja, zo kun je dat wel zeggen. Wij behoren niet langer aan deze wereld toe. Wij trekken
wel door deze wereld, maar dat is op weg naar ons thuis in de hemelen. Wij hebben
daar ook een gebouw, dat verheerlijkte lichaam (2 Corinthiërs 5:1-9)!
Wat je ziet, is dat christenen aan elke trend meedoen. Milieucrisis? O na verloop van
tijd doen christenen net zo hard met de rest mee om deze ‘problemen’ zo snel mogelijk
‘op te lossen’.

Woord vandaag

‘Ja, bedenkt de dingen die boven zijn, waar Christus is. Daar spreekt
Paulus ons op aan. Maar, je wordt zo snel afgeleid!’

Er zijn zeer veel dingen waardoor wij afgeleid worden. Een van de sterkste
trucs van de tegenwerker is het richten van de gelovige op deze aarde en
de aardse omstandigheden en beslommeringen. Of het ‘bouwen aan het
koninkrijk’, of ‘het meehelpen in Gods koninkrijk’, zoals dat dan fraai ge-
formuleerd wordt.

‘De kerk der eeuwen is volop bezig hier en nu te willen meehelpen aan de
bouw van het Godsrijk op aarde?’

Een ernstige misvatting. Geestelijk en daardoor later in de praktijk heeft
de kerk zich in de plaats van Israël gesteld. Met verstrekkende gevolgen.
Overigens zijn er wel rabbijnen die door hebben, dat de komst van het konin-
krijk van Jahweh op aarde niet door het oprichten van een Joodse staat ver-
sneld werd. Ook zij zien, dat het rijk uitsluitend komt als de Koning arriveert
op de Olijfberg: de Messias. Wij weten, dat dat Jezus Christus is.

‘Logisch: het koninkrijk krijgt pas gestalte als de Koning er is.’

Precies. Israël raakte het rentmeesterschap kwijt, doordat het niet de Messias
wilde volgen, maar geleid bleef door het judaïsme onder leiding van ongelo-
vige rabbijnen. Zij waren bedoeld om rentmeester te zijn van de dingen die
hen in de verbonden, de Torah en de beloften gegeven waren. De Heer Jezus
maakt in Lucas 16 duidelijk, dat zij niet langer rentmeester konden zijn.

‘Wacht even, maar hoe zit het dan met dat rentmeesterschap?’

Dat ligt tijdelijk niet bij Israël. Voor het lichaam van Christus geldt in feite
allereerst Paulus als rentmeester (Grieks: oikonomos) of beheerder
(Kolossenzen 1:26) van de geheimenissen werd aangesteld, hij was geen
beheerder (rentmeester) van de zegeningen, die aan Israël gegeven zijn.
Daarna is dat doorgegeven, zoals een concordante studie van dit begrip uit-
wijst. Dit beheer van de geheimenissen ligt binnen het lichaam van Christus.

Opmerkelijk

‘In Genesis 17:15 zien we dat God Saraï’s naam wijzigt in Sarah. Hij belooft
aan haar een zoon. Abraham lacht terwijl hij op zijn gezicht valt en in zijn hart
zegt dat aan een 100-jarige een zoon geboren geboren zal worden en een
90-jarige baren zal? Hij was wat onzeker en zegt:  O dat Ismaël voor Uw aan-
gezicht zal leven!’ God bevestigt daarna opnieuw Zijn belofte en verandert
Saraï’s naam. Het is de letter hee, de 5e letter in het Hebreeuwse alfabet die
al eerder aan de naam van Abram werd toegevoegd. Het getal 5 is dat van de
genade. Totaal 5 keer belooft God dat Sarah een zoon zal hebben, 3 keer aan
Abraham alleen en 2 keer aan allebei tegelijk. Zowel Abaraham als Sarah
moeten er om lachen, maar God zegt:

‘Zou voor Jahweh Elohim iets te wonderlijk zijn?’

God veranderde de lach in ongeloof in die van vreugde over de geboorte van
Izaäk (hij die doet lachen).

Maar voordat dit kon gebeuren, moest Abraham God als de Algenoegzame
aanvaarden, Degene die alles tot stand kan brengen zonder hulp van buitenaf.’


Uit: ‘The All-sufficiency of God’ – J.H. Essex, UR LXIV, blz. 66,67