Op 4 juni 2013 werd opnieuw stilgestaan bij de inhoud van
 het evangelie van de besnijdenis. Dat evangelie is zo anders dan 
 dat van de voorhuid. Hoe beter je zicht krijgt op wat het evangelie
 van de besnijdenis inhoudt, hoe beter je de genade gaat verstaan,
 die ons in het evangelie van de voorhuid geschonken is!
 Luister naar: deel A en deel B. 
Woord vandaag
‘En wat is de andere wet waar je het over had?’
Dat is wat de natiën geldt, zij hebben nooit de wet via Mozes gekregen, 
  want die gold alleen voor het volk Israël. Binnen het Jodendom heeft
men voor de natiën bepaald, dat voor hen de zogeheten Noachitische
geboden  zouden gelden, maar daarover zullen we het binnenkort heb-
ben. In feite luisteren we dan weer naar Romeinen, waar in hoofdstuk
2 gezegd wordt, dat de natiën in feite zichzelf tot wet zijn.
‘En wat wordt daar precies mee bedoeld?’
Romeinen 2:16 wijst op het geweten.
Want wanneer heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat
 de wet zegt, zijn zij, hoewel zij de wet niet hebben, zichzelf tot wet. 
  Zij tonen dat het werk van de wet geschreven is in hun hart.
Daar getuigt ook hun geweten van, en hun gedachten onderling
beschuldigen of ook verontschuldigen elkaar.
De wet van Mozes werkte veroordelend op degenen aan wie die wet
  gegeven was. Zij hadden namelijk geen kracht om die te vervullen.
  Dat geldt net zo voor het geweten dat aan de natiën gegeven was. 
  Zij hadden ook het vermogen niet om altijd aan de aansporingen van
  dat geweten te voldoen. In het gericht van de grote witte troon zal 
  dat geweten voor hen net zo werken als de wet.
‘Dat wat je aan licht hebt ontvangen, zal dan mede bepalend zijn?’
Degenen die de wet dan wel de bijbel kennen, zullen mede door dat 
  licht veroordeeld worden. Denk daarbij aan mensen die opgroeiden
  in het Jodendom of in het christendom. Aan de andere kant zijn daar 
  de mensen die nooit het licht van Gods woord hebben gekend. Zij zul-
  len dus mede door hun geweten veroordeeld worden bij de grote wit-
  te troon.
‘Maar wij wandelen niet bij wat ons geweten ons meldt?’
Wij wandelen door geloof. Wij wandelen door de kracht die wij door
  Gods genade hebben ontvangen. Wij luisteren niet zozeer naar ons
  geweten, dat is slechts klein licht vergeleken bij de genade die ons voor-
  gehouden wordt in het evangelie van de voorhuid. Het licht dat Gods
  grootste genade geeft gaat ver uit boven wat door Mozes op Sinaï ge-
  geven werd. Het geeft ons kracht om boven de standaard van het ge-
  weten of de donder en bliksem van de wet van Mozes uit te leven!
Woord vandaag
‘En hoe zit het nu met de wet en die andere wet waar je het gisteren over
 had. Die wet is dan voor de volkeren?’
De wet die aan Israël gegeven werd, had een doel. Deze wet werd niet ge-
  geven om te gehoorzamen. De wet werd gegeven opdat die gebroken zou 
  worden. En het is een feit, dat Mozes, voordat hij het volk bereikte de ste-
  nen tafelen brak waarop de wet geschreven stond. Het was Gods bedoeling 
  dat dit zou gebeuren. Als het christendom zich zou realiseren, dat de wet
gegeven werd om van de zonde een overtreding te maken, dan zouden zij
de wet niet meer willen. Bovendien is de wet slechts tijdelijk erbij in ge-
komen.
‘Het grote doel van God, heeft die wet ermee te maken?’
Waar het in feite om gaat in de geschiedenis van de mensheid is dat God 
  zichzelf openbaart aan heel de schepping. Tegen de donkere achtergrond 
  van zonde en alle tragische gebeurtenissen op aarde straalt de liefde van
 God alleen maar sterker. Hoe dieper de mensheid in de zonde wegzakt,
hoe groter de liefde van God blijkt te zijn. De wet verergert die diepte van
zonde. Het contrast, de tegenstelling tot de wet is de genade van God. 
  De overstromende genade van God geldt al bijna 2000 jaar.
‘Als je daarnaar kijkt, die overstromende genade, dan ben je er toch uit?’
De Romeinenbrief is in dit verband erg van belang om geestelijke dingen 
  goed te begrijpen. Heel deze brief is niet gegrond op de wet, maar op het
falen van de wet. Het belangrijke punt is, dat we aan het einde van de wet
  zijn gekomen. God heeft laten zien, dat de wet niets te bieden had dat op
  een of andere manier redding of zegen kon geven.
‘Voor de natiën was de wet niet, maar geldt die nog wel voor de besnijde-
  nis dan?’
Voor de besnijdenis geldt, dat God in de tijd (1000 jaar) van het koninkrijk 
  de wet aanhoudt om de demonstratie, het aantonen van het falen van de
wet,compleet te maken.
  God beperkte het geven van de wet tot een klein volkje (Israël). In de ko-
  mende eon zal Hij de wet op de harten van de Israëlieten schrijven. Maar 
  ook dat geeft geen volmaaktheid.
  Maar als het beheer van de wet afloopt en Paulus gaat schrijven, blijkt dat
  er een gerechtigheid van God is buiten de wet om of zonder de wet!
Woord vandaag
‘We gaan deze dagen wel heel diep op de achtergronden van de wet en de
 praktische gevolgen in.’
Dat is weleens goed. Er wat meer op ingaan, het van meer kanten bekijken
 werkt vaak verhelderend. Je gaat ineens meer zien en beseft nog beter hoe
 de dingen eigenlijk zijn. Het woord van God maakt dat duidelijk.
 Wat gebeurde bij Israël, gebeurde bij de natiën: zij konden de genade van
 God ontvangen, maar wilden werken voor hun eigen redding. Zij kennen de
 Bijbel wel, maar er ligt een bedekking over.
‘Ja, op plaatsen waar de wet het zwaarst op de mensen drukt, hebben de
  mensen het minst uitzicht op redding.’
Zo zie je, dat vandaag de dag de wet niet de ‘grond’ klaarmaakt voor het e-
 vangelie (wat veel theologen denken), maar het maakt het hart verhard.
 En God heeft er nooit iets anders mee bedoeld! God gaf de wet, niet om de
 weg tot redding voor te bereiden, maar om te laten zien wat in het hart van
 de mens is. En zo wordt de mens op zijn plaats gezet, opdat God zelf de hoge
 plaats kan innemen als Redder en Rechtvaardiger van allen.
‘Maar is er dan een wet voor de andere volkeren?’
Laten we eerst iets vaststellen dat voor ons even lastig is te begrijpen mis-
 schien. Je zou kunnen zeggen, dat er twee vormen van nieuw verbond zijn.
 Eentje met Israël in het land, als de twee en tien stammen samengevoegd
 worden, zoals staat in Jeremia 31:31-34, aangehaald in Hebreeën.
 Maar er is een nieuw verbond dat door Paulus wordt genoemd, en dat is
 niet tot Israël beperkt, en dat is voor vandaag. Dat voor Israël is dan ook
 voor de toekomst. En om het nóg ingewikkelder te maken: er zijn ook twee
 wetten. Daarover later meer. Maar het nieuwe verbond dat door Paulus
 genoemd wordt, is geen letterlijk verbond. Het wordt zo genoemd omdat
 het geestelijk in de plaats komt van dat wat aan Israël gegeven was. Dat
 geldt ook voor de wet; en daar kijken we morgen naar, in het besef van
 de enorme genade, die ons gegeven is.
Woord vandaag
‘Maar ondanks het voorbeeld van Israël willen toch nog steeds mensen onder
 de wet van Mozes gaan leven.’
Dat is heel merkwaardig. Kijk je naar het christendom, dan wilde dat steeds 
  onder de wet leven. Dat maakt het erger dan Israël, want men had het ver-
  keerde voorbeeld van Israël voor ogen. Ook veel echte gelovigen willen zich
  onder de wet stellen. Maar dat is nog erger dan Israël bij de Sinaï. Als we het
  verschil beseffen: toen riep dat volk in onwetendheid dat zij de wet van Jah-
  weh zouden gaan doen. Nu hebben gelovigen dat voorbeeld voor ogen. En 
  zij hebben latere onthullingen van de Schrift!
‘Mogelijk zijn veel gelovigen zich nog niet bewust hoe dat zit het met hun 
  vlees, hun eigen ik?’
Als gelovigen van vandaag onder de wet van Mozes willen leven – en die zijn
  er -, dan zondigen zij in feite tegen het hun gegeven licht uit Gods woord. Zij
  menen Gods wil in hun eigen kracht te kunnen volbrengen. Merkwaardig ge-
  noeg kunnen veel christenen niet geloven wat er werkelijk staat geschreven.
  Kennelijk ligt er over hen een mist van traditie. Maar dat niet alleen. Vaak 
  blijken christenen wel op de hoogte van wat in de Bijbel staat, maar de ver-
  keerde gedeeltes worden belangrijker geacht dan dat wat voor hen in deze 
  tijd van genade er werkelijk toe doet.
‘Ja, maar ze zouden toch heel simpel aan de weet kunnen komen, dat de wet,
  de 10 woorden, nooit aan de natiën gegeven waren?’
Ze gaan eraan voorbij, wat zo duidelijk geschreven staat, en zij hebben zich-
  zelf toch onder die wet geplaatst. Tot op zeker hoogte beseffen zij hun eigen
  onvermogen wel als het gaat om het houden van de 10 woorden. Er wordt
  wel onderscheid gemaakt tussen de ‘ceremoniële wet’ en de ‘morele wet’.
  Die ceremoniële wet kunnen ze niet houden, omdat ze anders minstens 3
  keer per jaar naar Jeruzalem toe moeten gaan. Er zijn delen van de wet die
  alleen in het land zelf gedaan kunnen en moeten worden. Als je dan niet in
  het land bent, kun je de wet ook niet vervullen.
‘Ja, dat is absoluut waar, sommige christenen gaan wel elk jaar naar Israël
  om het Loofhuttenfeest met de Joden mee te vieren.’
Ja, men is ver afgedwaald van de juiste weg. Als men eens zou beseffen, 
  dat Paulus aan Israëlieten (o.a.) schrijft, dat zij dood zijn voor de wet (en 
  dat ook in de praktijk zouden zijn)! Dan is het toch overduidelijk, dat de
  gelovigen uit de natiën al helemaal nooit onder de wet kunnen staan?
  Kijk, Israël probeerde de wet te houden, kon dat niet, deed dat niet. 
  Daarom zijn zij verstrooid onder de volkeren. Dat is de vloek van de wet,
  die op hen is gekomen. Over hen ligt een bedekking. 
  Maar ook over de christenen die denken dat zij onder de wet van Mozes 
  moeten leven, terwijl zij daarmee de overstromende genade verwerpen!
  Hoe tragisch! Laten wij die genade waarderen; ook vandaag geldt: de lucht
  is strakblauw, de zon van Gods genade schijnt volop, er is geen wolk te be-
  kennen die dat licht tegenhoudt!