‘Zeg, is dat van die hemelse roeping van het lichaam van Christus niet wat
al te fantastisch?’
Oh nee, God belooft het en zou voor Hem iets te wonderlijk zijn? Zou het voor Hem
teveel zijn om leden van het lichaam van Christus zó te veranderen, dat zij aange-
past zullen zijn aan hun hemelse omgeving? Dat zij zullen kunnen communiceren
met de hemelingen om hen evangelie bekend te maken? Om hen Gods veelvuldige
wijsheid te tonen? Om hen te vertellen, wat God in Zijn genade aan ons gedaan heeft?
Zou dat voor God te wonderlijk zijn?
‘Nee, dat denk ik niet. Als God het belooft, doet Hij het ook.’
Dat zouden wij gewoon geloven, en daar is niets mis mee. Abraham geloofde ook
tegen alle (rationele) verwachting in dat God ging vervullen wat Hij beloofd had.
Het is bijna niet te geloven dat God zulke plannen met ons heeft. Als je goed naar
jezelf kijkt, stel je eigenlijk niets voor. Misschien spartel je wat door het leven heen,
en heb je soms wat te hoog gedacht van jezelf. Daar helpt God je wel van af.
Uiteindelijk kom je uit bij het feit, dat je in alles van God afhankelijk bent. Geen
eigen inspanning zal ertoe leiden, dat je uit de dood zal opstaan te zijner tijd.
Vader zal je opwekken.
‘Maar er zijn er toch ook, die niet zullen sterven, maar veranderd worden?’
Dat zijn zij, die bij de bazuin van God in leven zijn. Zij zullen veranderd worden in
een ondeelbaar ogenblik, in een flits. En dan zijn zij ook in staat Hem in de lucht
te ontmoeten. En dat is een heel wezenlijk moment in onze toekomstverwachting.
Het zal een radicale verandering van ons lichaam inhouden. De doden in Christus
zullen dan opgewekt worden. Al de leden van het lichaam van Christus zullen dan
ervaren wat dat betekent, dat je in en door overstromende genade van God daar-
voor gered bent. Oooh wat een bijzondere heerlijkheid zullen wij dan ontvangen.
Ongelooflijk.
‘Heerlijk, ik ga er steeds meer naar verlangen en daardoor krijgt alles om mij heen
minder waarde. Christus Jezus neemt in waarde toe.’
Dat is terecht, want in Hem zijn al de schatten van wijsheid en kennis verborgen.
Hij is de Heer uit de hemel, die straks weer zal afdalen en dan niet Zijn voeten op
aarde zal zetten, maar in de lucht zal Hij ons wegrukken en wij zullen Hem daar
ontmoeten. Machtig, zo’n belofte, zo’n toekomst. Laten wij deze verwachting koes-
teren en niet van ons af laten nemen door welke (spitsvondige) redenering van
wie dan ook. Het staat er en dat zouden wij geloven en in die verwachting leven!