17 december 2019
‘God werkt het uit.’
Door Zijn Zoon werkt Hij Zijn plan uit.
En als zonen zet Hij verder de gemeen-
te en Israël in. Dat zoonschap is eerst
aan Israël gegeven. Als één van de ge-
nadegaven, die Paulus in Romeinen 9
noemt: zoon-plaatsing, of: plaats van
zoon. Het probleem van Israëls verhar-
ding in zijn dagen komt op tafel in de
hoofdstukken Romeinen 9-11. En, con-
cluderend lees je Romeinen 11:29:
want de genadegaven en de roeping
van God zijn onberouwelijk
‘Ja, heel fijn, dat geloof ik.’
Het spreekt vanzelf, dat zo’n uitspraak
helemaal voor de gemeente, u, jij en ik,
geldt. Maar na Romeinen 8:29,30 is dat
voor ons onnodig. Wij, tevoren gekend,
bestemd, geroepen en gerechtvaardigd
door God, wij zijn nu al enigszins, later
helemaal verheerlijkt. Daar is niets van
onszelf bij. Het is alles uit God en door
Hem. Het is ook helemaal Zijn eer dat
te doen en zal Hem verheerlijken.
‘In deze tijd van genade.’
Wat wij -geestelijk gezien- ervaren, is
een prelude, een vooruitzicht. Verder-
op in Zijn plan van eonen zie je nieuwe
hemelen en de nieuwe aarde. Het is die
nieuwe schepping waar wij in Christus
al deel van uitmaken. Bovendien zijn
de einden van de eonen al over ons ge-
komen. Wij staan al aan het einde van
de vijfde eon, in Hem. Daar zal Vader
gaan komen; daarvoor kunnen wij nu
al Hem danken, loven en prijzen.