Woord vandaag

‘Gisteren eindigden wij met een belangrijk verschil.’

Het blijft voor veel gelovigen kennelijk een moeilijk te verteren zaak,
dat de toekomst voor het lichaam van Christus niet op aarde, maar te
midden van de hemelingen is. Op een of andere manier kan men zich
kennelijk niet voorstellen, dat het lichaam van Christus alles te maken
heeft met de hemelse lijn van het geheimenis van Christus.

‘Wacht even, wat is het geheimenis van Christus?’

Dat is dat Hij, Christus Jezus, de Koning der koningen en Heer der heren
op aarde zal zijn. Dat was ook geopenbaard in de Tenach, de Joodse bijbel,
door allerlei uitspraken van de profeten. In de Griekse Schrift (NT) wordt
dit nog duidelijker uitgewerkt, in Openbaring wordt dat verder onthuld.

‘Maar, dat is niet heel het geheimenis?’

Nee. Paulus maakt in de Efezebrief het hemelse aspect van het geheime-
nis van Christus bekend. Dat is, dat Hij óók de hoogste is boven alle gees-
telijke machten en krachten en overheden en zo voorts. Hij is het hoofd
van alle overheid en macht, onder God, de Vader. Dat Zijn regering óók
de hemelen omvat was niet zo bekendgemaakt in Tenach, en evenmin in
de evangeliën. Doordat Paulus de genade ontving deze hemelse lijn van
Zijn heerschappij bekend te maken, wist later Petrus er ook iets van.

‘Maar die had geen zicht op de plaats van het lichaam van Christus?’

Vermoedelijk niet. Of misschien doelt hij daarop in 2 Petrus 3, als hij
zegt dat in de brieven van Paulus de dingen moeilijk te begrijpen zijn.
Petrus dacht, redeneerde, vanuit de aardse lijn voor het volk en dat was
zijn toekomstverwachting: een koninklijk priesterschap (1 Petrus 2:9,10).

‘Maar het lichaam van Christus heeft een positie en roeping boven?’

Jawel. Daar spreekt Efeziërs 1:3; 20-23; 2:6,7; 3:10 en 6:10-20 over.
Voor velen helaas onbekend. Ook in Filippenzen 3:17-21 komt dit naar
voren. Ons domein behoort de hemelen toe. Paulus spreekt de gelovigen
daar aan, dat er velen zijn, die wandelen als vijanden van het kruis van
Christus, zij zijn aards gezind, gericht op wat op aarde is!
Laten wij ons verheugen in onze hemelse roeping, boven, waar Christus is!


Woord vandaag

‘Denk jij, dat er veel mensen zijn, die écht van genade leven?’

Er zijn misschien toch wel meer, die echt Gods genade hebben leren
kennen, zoals Paulus aan de Kolossenzen schrijft, dat zij de genade
van God in waarheid geleerd hadden. Hij schrijft in Kolossenzen 1:4
daarover nadat hij in 1:3 gezegd heeft, dat de Kolossenzen het woord
van de waarheid van het evangelie hadden leren kennen. Hij brengt
dat in nauw verband met ‘de verwachting die voor jullie is weggelegd
in de hemelen’ (1:3).

‘Dat is absoluut een geweldige verwachting, die wij tegemoet zien!’

Zonder twijfel gaat God al onze verwachtingen ver overtreffen. Zoals
wij nu al veel meer genade hebben ontvangen dan wij zelf beseffen,
zo geeft God ons veel meer straks, te midden van de hemelingen!
Sommigen denken dat die verwachting is weggelegd in de hemelen
en dat zij die straks op aarde zullen ontvangen, maar dat is inlegkunde
van de eerste orde.

‘Waarom is dat zo dan?’

Omdat je Kolossenzen niet los kunt zien van Efeziërs en Filippenzen.
In 1 Petrus 1:4 staat, dat hun erfenis/lotdeel in de hemelen bewaard
wordt totdat die geopenbaard wordt, maar dat is voor hen op aarde.
In Efeziërs en Filippenzen heeft Paulus duidelijk gemaakt, dat de
plaats en toekomst voor de gemeenteleden te midden van de heme-
lingen is. Kolossenzen zegt hetzelfde.

‘Petrus had de sleutels van het koninkrijk der hemelen?’

Hij heeft die, en zal die weer gebruiken. Het is een aards koninkrijk
wat hem en zijn volksgenoten wacht. Dat is in overeenstemming
met de beloften en dus toekomstverwachting van Israël. Dat dat
nu nog verborgen is in de hemelen, zoals de Messias Jezus dat is,
mag duidelijk zijn. Een diepgaand verschil bestaat met de bood-
schap van Paulus, die overstromende genade brengt en een positie
en plaats en toekomst te midden van de hemelingen!

Woord vandaag

‘Toch fijn, dat wij zoveel uit Zijn woord hebben kunnen leren.’

Je leert anders kijken. Ook als je naar mensen kijkt. De mens ziet
aan wat voor ogen is, maar Jahweh ziet het hart aan. Daarom moest
Samuël de achtste zoon van Isaï tot koning zalven; niet degene die
groot van gestalte was. David, de geliefde, was de man naar Gods
hart. Niet de keuze van de mens, maar die van God zou het zijn.

‘Blijft toch een wonderlijke geschiedenis, wat in de Schrift vermeld
wordt over het koninkrijk, waarover eerst Saul koning werd.’

Je kunt Saul zien als een beeld van de mens onder de slavernij van
de wet, of van de zonde zo je wilt. David is een type van Christus uit-
eraard, maar dus ook van de mens onder de genade. Degene die in
vrijheid is. En het oude principe gaat op: zoals Ismaël Izaäk vervolg-
de (Galaten 4:21-31), zo vervolgt koning Saul David.

‘Je kunt dan zeggen dat toen Saul tot rust kwam toen David voor hem
speelde, dat de klank van de genade rust bracht.’


Paulus noemt dat in Efeziërs 5 de Psalmen, lofzangen en geestelijke
liederen in het hart zingen en spelen. Het hart dat door de rijke bood-
schap van genade vervuld is met vreugde. Omdat het allemaal niet
moet. We leven in de vrijheid van Gods rijkdom van genade. Zo is het
elke dag. Geen verhinderingen om tot Hem te komen in dank. Heer-
lijk toch? Het neemt een last van je schouders af. Niet jij, maar Hij!

‘Veel gelovigen of christenen leven anders, denk ik.’

Oorzaak daarvan is, dat er allerlei van hen verwacht wordt, terwijl
dat niet in het evangelie zo klinkt. Het wordt steeds als opdracht op
hen gelegd en daarom denken zij: ‘ja maar je moet toch dit’ en ‘dat
is wel zo, maar je moet toch wel dat en dat’. En zo beseft men vaak
niet, dat men in een vorm van (heel subtiele) slavernij leeft.

‘Waar de geest van de Heer is, daar is vrijheid.’

Dat schrijft Paulus in 2 Corinthiërs 3 en 4. Tegenover de bediening
van de letter, van de dood, van de veroordeling (want zo noemt
Paulus het oude verbond daar!), zet de apostel de bediening van de
geest van God, die een veel grotere heerlijkheid heeft dan de oude
bediening die door Mozes aan Israël was gegeven. En die bediening
van de geest van God is in feite: genade en vrijheid! Daar leven wij
vandaag in!

Woord vandaag

‘We zien uit naar de terugkeer van Jezus Christus, dat zal vrede brengen.
Tot dat moment wordt het lichaam uitgeroepen?’

Tot de aanvang van de 70e week van Daniël 9:24-27 geldt de tijd van genade
waarin wij nog steeds leven. Het is nu een welaangename tijd, een dag van
redding. Dat schrijft Paulus in 2 Corinthiërs 6:2. Hij citeert dan Jesaja 49:8.
Hij past de uitspraak toe op deze tijd van overstromende genade. Degenen,
van wie de ogen werden geopend door de Heer, weten dat.

‘En de andere mensen dan?’

Die weten dat helaas (nog) niet. Voor hen is God de zich verbergende, dat
geldt zowel voor Israël als voor de volkeren. Daarom zijn er vandaag steeds
meer agnosten en atheïsten. Dat heeft ook zijn wortels in de periode van de
verlichting. Daarin verklaarde Nietzsche, een filosoof, God als dood. De ver-
lichting heeft grote invloed gehad op hoe er vandaag in de westerse  samen-
leving gedacht wordt.

‘Hoe langer hoe meer komt de mens in plaats van God centraal te staan?’

Zeker. Men denkt, handelt, werkt, leeft alsof er geen God is. De mens maakt
zichzelf god. In alles zet de mens zich zonder god in het middelpunt. Maar,
nochtans is het vanuit God gezien een welaangename tijd, een dag van red-
ding. Hij laat het woord van verzoening voor allen uitgaan. Hij was in Chris-
tus de wereld met zich verzoenende, hun hun krenkingen niet aanrekenend.

‘Een geweldige boodschap. Het is vrede!’

Vanuit God naar de mensen toe is het vrede. Al de vijandschap en vijandig-
heid van de mens richting God wordt door God beantwoord met een onveran-
derlijke houding van vrede. De Heer Jezus Christus, die nu verheerlijkt aan
Gods rechterhand is. En wij als gelovigen met Hem.
Dáár, boven, te midden van de hemelingen, zou ons aandachtsgebied liggen.
Bedenkt de dingen die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan Gods rechter-
hand, niet die op de aarde zijn!

Woord vandaag

‘Wij leven in heel bijzondere tijden, zo te merken.’

We zien in deze tijd steeds sterker een beweging, die wil dat
veel mensen gaan aanvaarden dat de God van de Bijbel dezelfde
is als die van de Hindoes, de Boeddhisten, de Islam, en zo voorts.
Men probeert de verschillen weg te poetsen, zodat het lijkt alsof
het om dezelfde gaat.

‘Dat lijkt op zich een mooi streven, maar we lezen wat anders.’

Jawel, de God van Israël, die zich in de Bijbel openbaart, zegt van
zichzelf dat Hij de enige ware God is. En Hij kan daarop aanspraak
maken, omdat Hij iets zegt dat ook gebeurt. Alle anderen, die clai-
men dat zij God zijn kunnen dát niet waarmaken. Zij kunnen hoog-
uit een filosofie uiten waar mensen zich op willen richten. Maar zij

kunnen niét voorzeggen wat in de toekomst gebeurt!

‘Maar, waar zegt God dat dan in de Bijbel?’

Jesaja 41:
21 ‘Kom naderbij met uw aanklacht,
zegt Jahweh,
kom maar naar voren met uw bewijzen,
zegt de Koning
van Jakob.

22 Laten zij naar voren brengen en ons bekendmaken

de dingen die zullen gebeuren.

De dingen van vroeger – wat waren ze? Maak het bekend,

en wij zullen het ter harte nemen
en het einde ervan weten,
of doe ons de komende dingen horen.

23 Maak de dingen bekend die hierna zullen komen,

en wij zullen weten dat u goden bent.

Doe tenminste iets, goed of kwaad,

en wij zullen verschrikt zijn en het tezamen inzien.

24 Zie, u bent minder dan niets,
en uw werk is minder dan
een nietig ding;
een gruwel is hij die voor u kiest.’

‘Duidelijk. Andere goden zijn niet in staat, zowel het verleden
als de toekomst te vertellen.’

Jahweh, de God van Israël, kan alleen die toets doorstaan. Hij
zegt exact wat in het verleden gebeurd is en in de toekomst zal
gebeuren. Wat bijvoorbeeld in Daniël staat over de eindtijd en
het laatste rijk dat tegen Jezus Christus en Zijn volk in zal gaan
zal in de nabije toekomst vervuld worden!