‘Toch wordt door mensen bestreden dat wij in de hemelen een bediening
hebben.’
Dat is dan een ontkenning van de unieke boodschap van Efeziërs. Het gaat
om louter geestelijke zegeningen, en dat te midden van de hemelingen.
De tweede keer dat te midden van de hemelingen voorkomt, is in 1:20:
Hem opwekkend uit de doden en Hem zettend aan Zijn rechterhand te
midden van de hemelingen
Dat is dus de plaats die Hij, Christus Jezus nu heeft. Aan de rechter(hand)
van de Vader. De positie die macht vertegenwoordigt. Het is een uitge-
maakte zaak, dat Hij niet op aarde is. Hij is boven, zoals ook zelfs Petrus
zegt van Hem:
Die aan de rechterhand van God is, opgevaren naar de hemel, terwijl
de engelen, machten en krachten Hem onderworpen zijn.
‘Dat is wel erg duidelijk ja. Hij is boven in de hemel gezet.’
Het blijkt, dat wij met Hem daar nu al gezet zijn. In Efeziërs 2:6,7 staat
onomwonden:
en wekt ons gezamenlijk op en zet ons gezamenlijk te midden van de
hemelingen in Christus Jezus
Dat houdt in, dat onze plaats –geestelijk gezien- ook boven bij Hem is.
Dat blijkt de roeping van de gemeente, die Zijn lichaam is, te zijn.
Met Christus Jezus aan de rechterhand van God. Hogere plaats kan niet
bedacht worden in het universum.
‘Dat moet toch wijzen op een heel bijzondere functie in Gods plan.’
In Efeziërs worden de geheimenissen bekendgemaakt, die te maken
hebben met de diepste en hoogste wijsheid van de Vader. Het is nu een-
maal de brief van de hoogste onthullingen. De top. Daar blijkt het lichaam
van Christus bij betrokken te zijn. Een bediening die in feite heel de schep-
ping bereikt! Wat een genade en wat een heerlijkheid!