‘Dat eerste hoofdstuk van Efeziërs is wel heel erg rijk he.
Wat een genade.’
Als we kijken naar 1:5 en 6 dan komt beslist die genade en liefde van God rijk en
mild naar ons toe. Je leest: ’tot lof van de heerlijkheid van Zijn genade, die ons
begenadigt in de Geliefde’.
‘Het is inderdaad overweldigend veel. Mensen willen soms rijk zijn in bezit zoals
huizen, auto’s en dergelijke, maar deze rijkdom aan genade gaat er ver boven uit.’
En daarbij steeds bedenken dat het niets te maken heeft met wat wij deden, doen
of nog gaan doen. Het ligt helemaal in God vast!
En in vers 5 zegt Paulus nóg iets waar je zo makkelijk overheen leest. Er staat dat
die plaats van zoon is ‘in overeenstemming met het welbehagen van Zijn wil’,
dus niet gewoon Zijn wil, die aan Israël bekendgemaakt werd, maar
het welbehagen van Zijn wil.
Ook dat wijst weer op de plaats die wij in Gods hart hebben. Het gaat boven al het andere uit.
‘Als je dit iets gaat begrijpen, kun je nooit meer in jezelf of in andere mensen
roemen, alleen in God, de Vader en Zijn zoon.’
Dat deed de apostel ook, wie roemt, roeme in de Heer, schreef hij aan de Korintiërs.
Ook dat is iets, dat veel gelovigen ontgaat. Zij roemen toch vaak in mensen, terwijl
de eer alleen voor Hem kan zijn; Zijn genade sluit ander roemen uit!
Je ziet in de christelijke wereld vaak een spreker aangekondigd als publiektrekker
bij grote samenkomsten, men komt op de naam af. Het gaat niet om die of die spreker, maar om de Heer zelf en Zijn woord! Alleen roemen in Hem.
De rijkdom aan genade stelt al het menselijke kunnen en inspanningen op de achter-
grond; het speelt namelijk geen rol. Het draait om wat Gód doet!
‘En je denkt bij jezelf: Efeze 1 is wel bekend, vaker gelezen, maar als je er zo bij
stilstaat, lijkt het wel of je voorheen toch over veel rijkdom heen hebt gelezen.’