‘Denk jij, dat er veel mensen zijn, die écht van genade leven?’
Er zijn misschien toch wel meer, die echt Gods genade hebben leren
kennen, zoals Paulus aan de Kolossenzen schrijft, dat zij de genade
van God in waarheid geleerd hadden. Hij schrijft in Kolossenzen 1:4
daarover nadat hij in 1:3 gezegd heeft, dat de Kolossenzen het woord
van de waarheid van het evangelie hadden leren kennen. Hij brengt
dat in nauw verband met ‘de verwachting die voor jullie is weggelegd
in de hemelen’ (1:3).
‘Dat is absoluut een geweldige verwachting, die wij tegemoet zien!’
Zonder twijfel gaat God al onze verwachtingen ver overtreffen. Zoals
wij nu al veel meer genade hebben ontvangen dan wij zelf beseffen,
zo geeft God ons veel meer straks, te midden van de hemelingen!
Sommigen denken dat die verwachting is weggelegd in de hemelen
en dat zij die straks op aarde zullen ontvangen, maar dat is inlegkunde
van de eerste orde.
‘Waarom is dat zo dan?’
Omdat je Kolossenzen niet los kunt zien van Efeziërs en Filippenzen.
In 1 Petrus 1:4 staat, dat hun erfenis/lotdeel in de hemelen bewaard
wordt totdat die geopenbaard wordt, maar dat is voor hen op aarde.
In Efeziërs en Filippenzen heeft Paulus duidelijk gemaakt, dat de
plaats en toekomst voor de gemeenteleden te midden van de heme-
lingen is. Kolossenzen zegt hetzelfde.
‘Petrus had de sleutels van het koninkrijk der hemelen?’
Hij heeft die, en zal die weer gebruiken. Het is een aards koninkrijk
wat hem en zijn volksgenoten wacht. Dat is in overeenstemming
met de beloften en dus toekomstverwachting van Israël. Dat dat
nu nog verborgen is in de hemelen, zoals de Messias Jezus dat is,
mag duidelijk zijn. Een diepgaand verschil bestaat met de bood-
schap van Paulus, die overstromende genade brengt en een positie
en plaats en toekomst te midden van de hemelingen!