‘Wat is dan na het eonische evangelie een echt evangelie?

Dat is het evangelie van God. Dat wordt in Romeinen zo benoemd. In de eerste
verzen van hoofdstuk 1 staat dat. Het is het evangelie van God, aangaande Zijn
Zoon, Jezus Christus, onze Heer. Het gaat om God en om Christus in dit evan-
lie en dat kan ook niet anders. Als het over de mens zou gaan, zou het geen
evangelie zijn. In dat evangelie (Romeinenbrief) draait het om de dood en op-
standing van Jezus Christus.

‘Romeinen is een machtige brief, ik ben erg blij met die boodschap.’

En reken maar dat Romeinen een geweldig evangelie is. In Romeinen 3 wordt
geen vergeving van zonden, maar rechtvaardiging om niet, in Zijn genade, door
de vrijkoping in Christus Jezus verkondigd. Geen werken van de mens vereist,
dus. Het evangelie van God draait om de dood en opstanding van onze Heer Jezus
Christus uit de dood en van tussen de doden uit. Dat is de boodschap, het goede
nieuws, dat ook ‘het evangelie van Christus’ of ‘de genade van Christus’ (Galaten
1:6-9) genoemd wordt.

‘Ah, het begint al wat duidelijk te worden.’

Door Zijn genade zijn wij geroepen, daar komt geen eigen werk van de mens aan
te pas.
Gelovigen zijn mensen die het helemaal van God verwachten; niet alleen
voor vandaag maar ook voor morgen en overmorgen! Daarna wordt als voorbeeld
van geloof Abraham genoemd in het vierde hoofdstuk. Het gaat dan om de Heer
Jezus Christus in hoofdstuk 3, die zelf een gelovige was en als voorbeeld dient.
Hij geloofde dwars door alles heen dat God, Zijn Vader, Hem uit de doden zou op-
wekken, en dat geloof werd nooit beschaamd. Zo’n vast vertrouwen hebben wij
ook nu wij rijke beloften hebben; daarin worden wij nooit door Hem beschaamd!