Woord vandaag

‘Weet je, dat het mij elke keer verrast wat er uitkomt, elke
Spreuk blijkt weer anders te zijn dan je denkt!’

lippen die gerechtigheid spreken winnen het welgevallen van koningen,
hij heeft wie oprechte woorden spreekt, lief

zegt vers 13 van Spreuken. Het gaat hier om wat de mond uitgaat. Als dat
woorden zijn, waar gerechtigheid uit spreekt, is dat aangenaam voor de
koningen. Zo kon Pilatus geen aanklacht vinden tegen de Koning van de
Joden, omdat Hij volkomen sprak. Er werd geen bedrog in Zijn mond ge-
vonden (1 Petrus 2:22). Hij sprak de woorden die Hij van Vader hoorde.

‘Ja, in feite kan zo’n spreuk alleen naar de Heer zelf verwijzen!’

Als de mensen meer zo zouden spreken, zou dat heel wat ruzies, bescha-
digingen, beledigingen
et cetera minder opleveren. In deze wereld van
nu gaat heel veel de monden uit wat niet het welgevallen van een koning
die luistert naar de onderwijzing van God, wint. Kijken we nog even naar
Spreuken 15:1 :

een zacht antwoord keert woede af

De Heer zelf sprak zoals nog nooit een mens gesproken had. Dat was wat!

‘God houdt van degene die oprechte woorden spreekt?’

Zijn Zoon sprak ze als geen ander. Woorden tot opbouw, woorden van troost,
woorden van bemoediging. Heerlijk als je dat hoort en erdoor opgebouwd
wordt. Zorg dat je woorden genade geven aan wie ze horen. Het woord van
genade van God is in onze oren, laten we daardoor ons hart vullen en die
woorden ook de boventoon laten voeren in onze onderlinge gesprekken!

Woord vandaag

‘Dat vers 12 sluit weer bij de vorige twee verzen, over de koning.’

voor koningen is het een gruwel goddeloos te handelen,
want door gerechtigheid wordt een troon bevestigd.

Een koning zou herder van zijn volk zijn. Israël heeft wat dat betreft goede
koningen gekend. David, Salomo, Hizkia, e.a. Uiteindelijk bleken zij toch
ook gewone mensen te zijn met hun beperkingen. Zij waren in hun leven
echter wel prachtige voor-beelden van de ware Koning en Herder: Jezus
Christus. Het is voor koningen een gruwel, inderdaad, goddeloos te hande-
len. Regeringen en regeringspersonen vandaag blijken niet altijd ‘schone
handen’ te hebben. Wat inderdaad een gruwel is – als het blijkt.

‘Dat is zeker, want meestal genieten regeringspersonen een zeker respect en
waardering voor hun werk.’

Daarom blijkt het des te schokkender als aangetoond wordt, dat zij bij minder
fraaie zaken betrokken blijken. Hier is niet de plaats om de werken van de duis-
ternis in die zin te laten zien, daarover is elders voldoende in boeken gepubli-
ceerd. Hier volstaat te verwijzen naar een m.i. standaardwerk : ‘Het domein van
de slang’ van Willem Ouweneel s.s.t.t.

‘In feite geldt het tweede deel van deze spreuk voor 100% voor de regering van
Christus zelf?’

Vanzelfsprekend. Dat geldt al enigszins in de komende 1000 jaren (zie Openbaring 20),
maar ook op de nieuwe aarde, waar Gods gerechtigheid woont. Het is een uitgemaakte
zaak, dat dáár een geweldige regering zal zijn, als de Heer samen met Zijn volk regeert
over de volkeren. Het zal een toegroeien zijn naar de voleinding, en gerechtigheid zal
werkelijk betekenen: ieder krijgt wat voldoende is, en meer dan dat! Zij zullen Hem diep
dankbaar zijn, de Heer Jezus Christus, die alles heeft volbracht!

Woord vandaag

‘Gisteren was boeiend, gaat het vandaag dus weer over de koning.’

Jawel, en we hebben gezien dat er een diepere laag in zit die wijst naar de
Heer Jezus Christus. Hij is de Koning der koningen. We kijken naar vers 11:

een betrouwbare waag en weegschaal behoren Jahweh toe,
alle weegstenen in de buidel zijn Zijn werk.


Als een uitspraak gedaan moet worden in enige zaak, dan moet er
zorgvuldig afgewogen worden voordat de uitspraak gedaan kan worden.
Het zou dus onterecht zijn om iets zwaarder te laten wegen dan nodig,
anders krijg je klassejustitie. Zo van: als het om een bekend of belangrijk
persoon gaat, rolt er een andere uitspraak uit dan wanneer het een gewo-
ne sterveling (jij en ik) betreft.

‘Als de koning dus Jahweh raadpleegt, komt het goed?’

De koningen van Israël zouden inderdaad de Thora raadplegen voordat zij
een uitspraak kunnen doen. Daarin staat heel wat geregeld als het gaat om
zaken waar de doodstraf (door steniging) op staat. De koning kon echter
bij de profeet en de (lerende) priester te rade gaan, als hij twijfelt wat de uit-
spraak moet zijn.

‘En wat zijn de weegstenen in de buidel eigenlijk?’

Dat zijn de Urim en de Tummim die in een buidel waren. Zie Exodus 28:30,
waar staat, dat Aäron voortdurend de urim en tummim in een buidel bij zich
moest dragen als er steeds een beslissing nodig was voor de Israëlieten. Dat
zou voor de koningen later een beslissende stem moeten zijn. Maar bij een
koning als Saul werkte dat bij gelegenheid (1 Samuël 28:6) niet.

‘Dus de beslissingen komen van Jahweh?’

Uiteindelijk wel, wat wij als ’toeval’ bestempelen, is in feite een werk van
Jahweh. Hij werkt alles uit! Als de koning zich bewust wendt tot Jahweh,
via de profeet of de priester (Urim en Tummim, lichten en volmaaktheden)
wordt hij geleid door het licht dat Jahweh geeft, dat zorgt voor een gave
(tamim – tummim) beslissing, goed voor het volk en tot eer van God!

Woord vandaag

‘Dat vers 10 lijkt me ook de moeite waard.’

Een beslissend vonnis ligt op de lippen van een koning,
in de rechtspraak pleegt zijn mond geen trouwbreuk.

Is er een die een kort gedeelte over de koning (vers 10-15) inleidt.
Hier blijkt, dat de koning bedoeld was in Israël om het recht te
spreken. Dat lezen we ook in 2 Samuël 15:2 en 1 Koningen 3:16-28.
Laatstgenoemde geschiedenis is overigens bijzonder rijk aan ty-
pologie. De koning zou recht spreken, namens Jahweh, in het rijk
van Israël, dat geen echte theocratie meer was.

‘Maar een menselijke koning is toch niet goed in staat om in wijsheid
dat te doen?’

Nee, maar een koning zou eigenlijk ook herder zijn van zijn volk. Zoals
een herder optreedt voor zijn kudde en ze beschermt en voedt en koes-
tert, zó zou een koning optreden voor zijn volk. In feite zien we dat alle
koningen daaraan tekortschieten. David was een herder en werd – heel
toepasselijk – koning over Juda, eerst 7,5 jaar in Hebron en daarna 33
jaar in Jeruzalem over heel Israël en Juda (2 Samuël 5:5).

‘Waarom staat in de Statenvertaling het woord ‘waarzegging’ in vers 10?’

In het Hebreeuws staat het woord qesem, en dat wordt voor ‘waarzegging’
in bijvoorbeeld Deuteronomium 18:10 en 1 Samuël 15:23 gebruikt, in laatst-
genoemde tekst in verband met afgoderij en weerspannigheid. Denk ook
aan een orakel, dat demonisch spreekt. Maar hier wordt het in de goede
zin gebruikt: de koning zou recht spreken, in wijsheid.
En hij zou in het richten niet krenkend zijn, het wijst in de richting van
het volkomen in wijsheid spreken.

‘Omdat geen enkele koning dat kon, moeten we denken aan Christus zelf?’

Dat is de diepere laag van deze spreuk. We komen, zoals altijd, bij Hem
terecht,
die werkelijk de volkeren zal richten en ze van elkaar zal scheiden,
zoals een herder de schapen van de bokken scheidt (Mattheüs 25:31,32).
We zien daar de ware herder-koning bezig met rechtspraak waarin juist
‘gevonnist’ wordt!
Dáár wijst deze spreuk in feite op. Jezus Christus, want aan Hem is al het ge-
richt (Hebreeuws: misjpat) gegeven (Johannes 5:22). En de uitkomst daar-
van is altijd: redding, heil, zegen!