Woord vandaag

‘Dat was gisteren wel duidelijk wat je bedoelde. Vleselijke verschillen
vcrdwenen nadat de nieuwe schepping verkondigd werd.’

Er bestaat daarom in het lichaam van Christus geen onderscheid meer
tussen Jood en heiden. Al wat scheiding maakte, bestaat in Christus
Jezus niet langer. Al de leden van dat lichaam (in Efeziërs 3:6 het ge-
zamenlijk-lichaam genoemd) zijn verbonden met het hoofd, Christus,
op gelijke wijze. Dat wil zeggen, het gaat niet om een komen van de
heidenen bij Israël waarbij zij onder leiding van Israëlieten gezamenlijk
de Thora houden.

‘Logisch, want dat zou inhouden dat de verschillen in het vlees nog van
belang zouden zijn.’

De situatie in het komende koninkrijk op aarde zal zijn zoals net gezegd.
Dan zal Israël de kop zijn en niet de staart. Israël zal een koninklijk pries-
terschap zijn en de volkeren politiek en geestelijk leiden. De volkeren
zullen naar Jeruzalem komen om zich onder de geestelijke leiding van
Israël te buigen voor Yeshua haMashiach, Jezus Christus.

‘Als je lid bent van het lichaam van Christus, ben je al in de nieuwe schep-
ping. Dan ben je al voorbij de 1000 jaren!’

Precies. Als je nu als lid van het lichaam van Christus denkt dat je aan-
sluiting vindt bij Israëlieten die Jezus als hun Messias erkend hebben en
je gaat met hen ijverig de Thora houden, doe je geestelijk een enorme stap
terug. Zoals steeds meer christenen vandaag vinden dat ze de feesten uit
Leviticus mee moeten vieren. Waarmee ze vooruit willen lopen op het
komende Messiaanse rijk. Een enorme vergissing. Tragisch eigenlijk.

‘Dat zeg je omdat wij in Christus Jezus veel meer rijkdom ontvangen heb-
ben?’

Exact. De rijkdom aan genade in Hem is veel meer dan het evangelie van
het koninkrijk geeft. God geeft genade in toenemende rijkdom aan de
mensheid. Het beste bewaarde Hij voor de laatste fase van Zijn plan, uit-
lopend op: God alles in allen. Dat beste geeft Hij geestelijk nu aan de leden
van het lichaam van Christus: overstromende genade!

Woord vandaag

‘Het is een bijzondere plaats, die Paulus inneemt. Hij schrijft bijvoorbeeld
veel meer over de Thora dan Petrus, Jakobus en Johannes.’

Even de concordantie raadplegen op het begrip ‘wet’ (Grieks: nomos) maakt dat
heel snel duidelijk. De reden daarvoor is, dat Paulus geestelijke dingen aanreikt
aan de gelovigen uit Israël die hem gevolgd waren. Aan hen moest duidelijk ge-
maakt worden hoe het zit met de geschreven Thora. Moet die gehouden worden,
nu duidelijk werd, dat er iets nieuws naar voren kwam?

‘Dat nieuwe is de nieuwe schepping in Christus?’

Precies, daar draait het om. Nu er een definitief einde aan het vlees gemaakt is
door het kruis, is er sprake van een nieuwe schepping waarin alle vleselijke ver-
schillen weggevallen zijn. Deze verschillen betroffen juist die tussen Jood en
heiden. Dat was nadrukkelijk een verschil, een onderscheid in het vlees, terwijl
er in de geest geen verschillen meer zijn!

‘En een belangrijk punt was de functie van de geschreven Thora?’

De mondelinge Thora was sowieso nooit iets dat een rol had moeten spelen,
dan gaat het om de tradities die bij de geschreven Thora waren gekomen. De
laatstgenoemde was en is heilig, rechtvaardig, goed en geestelijk. De geboden
worden echter wel ‘vleselijk’ genoemd in de Hebreeënbrief. Daar lezen wij:

‘En dit wordt nog veel duidelijker, als er naar het evenbeeld van Melchizedek
een andere priester opstaat, die dat niet geworden is naar een wet van een
vleselijk gebod, maar uit kracht van onvergankelijk leven’.

Dat vleselijke aspect zit in het gelegd zijn op het vlees van de mens en regelde
ook de opvolging van de priesters naar het vlees, in de afstammingslijn. En zo
waren er talloze bepalingen die de dingen van het vlees regelden.

Woord vandaag

‘Dat was mij nog nooit eerder opgevallen, dat op al die bruilofts-
verhalen en geschiedenissen de bruid afwezig is.’

Het is eigenlijk heel logisch, omdat Israël niet de bruid werd in de dagen
dat de Heer zelf op aarde was te midden van Zijn geliefde volk. Men erken-
de Hem niet. Men geloofde Hem niet, dat geeft Johannes in feite te kennen
door zijn verslag. Hij begint niet voor niets met het Woord in 1:1-18 en dat
dat Woord (van de Tenach) vlees werd!

‘Dat is het woord dat geloof had moeten wekken bij het volk.’

Men was vooral bezig met het doen, de 613 mitzwot (geboden) die men kent
uit de Thora, waren bovendien nog flink verzwaard door de tradities, die hun
neerslag hebben gevonden in de Talmoed en dergelijke. Dat doen was ook
aangegeven in Thora. Volbrachten ze dat wel –> zegen. Deden ze het niet –>
vloek. Kijk maar in Deuteronomium 28 bijvoorbeeld; vers 1-14 spreekt van
de zegen als zij Jahweh gehoorzaamden en vers 15-68 spreekt uitgebreid van
de vloek die op hen komt als zij Hem niet zouden gehoorzamen.

‘Duidelijke taal. Maar waar lees je dat het gaat om geloof en niet in de eerste
plaats om het doen?’

Als je Romeinen 10 leest, zie je dat Gods licht op het volk valt. In dit gedeelte
gaat het om gerechtigheid door geloof (vers 4-11):

4 Want het einddoel van de wet is Christus, tot gerechtigheid voor ieder
die gelooft.

5 Want Mozes schrijft over de gerechtigheid die uit de Thora is:
De mens die deze dingen doet, zal daarin leven.

6 De gerechtigheid echter die uit het geloof is, spreekt aldus:
Zeg niet in uw hart: Wie zal naar de hemel opklimmen?
Dat is Christus naar beneden brengen.

7 Of: Wie zal in de afgrond neerdalen? Dat is Christus uit de doden naar
boven brengen.

8 Maar wat zegt zij? Dicht bij u is het woord, in uw mond en in uw hart.
Dit is het woord van het geloof, dat wij prediken:

9 Als u met uw mond de Heer Jezus belijdt en met uw hart gelooft dat God
Hem uit de doden heeft opgewekt, zult u gered worden.

10 Want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt
men tot redding.

11 Want de Schrift zegt: Ieder die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.

De woorden van de apostel zijn helder en duidelijk. Het gaat om geloof met het
hart. Dát is wat God rekent tot gerechtigheid. Essentieel: dat God Hem, de Heer
Jezus uit de doden heeft opgewekt, en dat belijden met de mond.

‘Zo wordt het wel klip en klaar gezegd. Je kunt er niet omheen. Het doen van de
Thora leidt niet tot gerechtigheid voor God.’

Het gaat bij Jahweh om het hart. En geloof in Hem, in Zijn kracht.
De rechtvaardige zal uit geloof leven, dat is naar Romeinen en Galaten:
het geloof van Christus Jezus!

Woord vandaag

‘Als je Johannes 2:1-12 leest, kom je een bruid niet tegen. Zou je
wel verwachten. Het gaat om water in wijn.’

Zo is het, alle bruiloften in de vier evangeliën genoemd worden, kennen
een afwezige bruid. De bruid is vanzelfsprekend een gelovig Israël.
Toch schittert zij telkens door afwezigheid. Merkwaardig toch wel. Het zegt
iets -denk ik- over het feit, dat Israël niet als volk zich omkeerde op de predi-
king van het evangelie van het koninkrijk. De Koning liep rond in het land,
dat Zijn bezit is, maar men nam Hem niet aan.

‘Ja en zonder bruid  geen echte bruiloft!’

Het woord dat als bruiloft vertaald wordt, is eigenlijk ook ‘maaltijd’, en nu gaat
het in Johannes 2 wel om een bruiloft, maar er gebeurt toch iets merkwaardigs.
De wijn raakt op, en dat zegt iets over de vreugde die weg raakt. Het is de vrucht
van de wijnstok. Het gebruik van de Joden was, dat men allerlei reinigingsriten
kende, maar dat was vreugdeloos geworden!

‘De Heer is toch zelf de ware wijnstok?’

Omdat men Hem niet aanvaardde, kon er geen vreugde zijn; alleen dode werken
van de mens. Hij kwam en dat bracht wel weer de vreugde terug op dat feest en
toen werd het ook echt feest!

Woord vandaag

‘Licht en leven door het woord van God, mooi dat we dat gisteren
hebben gezien. Johannes spreekt toch bijzonder.’

Heel bijzonder, als je hoofdstuk 1 van zijn evangelie neemt, kun je
daar al weken op studeren. Er zit zóveel in. Maar fundamenteel legt
Johannes het woord en vooral de krachtige uitwerking van het
woord van God voor de gelovige neer. En dat woord is vlees gewor-
den en het heeft onder ons (is het Joodse volk) gewoond!


‘Het is wel de tragiek, dat Hij door de Zijnen niet aanvaard werd. Hij
kwam toch duidelijk als de beloofde Messias!’


Men wilde Hem koning maken, maar Hij moest eerst lijden en sterven
en dat had men niet verwacht. Johannes tekent Hem als de zoon van
God, een enorme zaak voor de Joden, die wisten dat als Hij echt kwam,
het ook met hun judaïsme gedaan zou zijn. Daarmee verloren zij als van-
zelf hun machtspositie binnen het Jodendom.

‘Het tweede hoofdstuk van Johannes gaat over de bruiloft in Kana. Wat
heeft die geschiedenis ons te zeggen?’

Het lijkt me goed daar morgen eens naar te kijken. Even een vraagje alvast:
wordt de bruid ook genoemd in Johannes 2:1-12? Zo ja, wie is dan de bruid?
Zo nee, waarom niet?