Woord vandaag
Kijkt uit broeders, of niet in
iemand van jullie een boos-
aardig hart van ongeloof zal
zijn door je terug te trekken
vanaf de levende God
Hebreeën 3:12
Gods beloften blijven staan;
Hij zal het koninkrijk brengen
op Zijn tijd. Het werd duidelijk
dat uitstel kwam nu het volk
Israël verhardt in ongeloof.
Zij trokken zich terug van de
levende God en bleven in een
dor en doodse religie steken.
De ‘broeders’ hier zijn zij, die
uit Israël tot geloof in Messias
Jezus kwamen. Zij waren in
3:1 op de ophemelse roeping
gewezen. Een hint richting het
geheime beheer (Ef.3:9) dat
Paulus verkondigt.
Nu het verwachte koninkrijk
op aarde uitbleef, werden zij
óók aangezegd te leven uit
geloof, vertrouwen.
Woord vandaag
Zoals Ik gezworen heb in Mijn
verontwaardiging: “Indien zij
zullen binnenkomen in Mijn
ophouden!’ “
Hebreeën 3:11
Er kwam een hele generatie
om in de wildernis. Ongeloof
en dus ongehoorzaamheid en
weerspannigheid waren de
kwalijke oorzaken.
Dit deelte wat wij lezen (vers
7-11) is Psalm 95:7b-11 (hSV):
Heden, indien u Zijn stem hoort,
verhard uw hart niet, zoals te
Meriba, zoals in de dagen van
Massa in de woestijn:
daar stelden uw vaderen Mij
op de proef, daar beproefden
zij Mij, hoewel zij Mijn werk
zagen. Veertig jaar heb Ik
gewalgd van dit geslacht; Ik
heb gezegd: Zij zijn een volk
met een dwalend hart, en zíj
kennen Mijn wegen niet.
Daarom heb Ik in Mijn toorn
gezworen: Mijn rust zullen zij
nooit binnengaan!
Met ‘ophouden’ is de rust (met
verbinding naar sabbat) van het
geloof bedoeld. Het ‘indien’ is
de weergave van Hebreeuws:
‘im’ dat ‘nooit’ betekent; een
sterke ontkenning. Met dit als
voorbeeld komt de oproep
van Hebreeën om in geloof
te blijven gaan. De beloften
van God zijn er, en Hij zal ze
zeer zeker vervullen.
Woord vandaag
Daarom was Ik boos op deze
generatie en zei: Steeds dwalen
zij in hun hart; Zij kennen echter
Mijn wegen niet.
Hebreeën 3:10
Het ging om het hart. Het
hart van Jahweh werd steeds
gekrenkt door het volk Israël,
dat op weg was naar het
beloofde land. Hun harten
dwaalden van Hem af.
De eredienst werd wel gedaan,
de priesters en de levieten, zij
namen in de tabernakel elke
dag hun dienst waar. Maar het
hart van het volk was vaak ver
bij Jahweh vandaan. Hoewel
Hij ze dagelijks in manna, water
en voldoende om te leven in de
wildernis voorzag.
De omstandigheden waren in
de regel niet eenvoudig, maar
men verzuimde vaak wijsheid
en raad bij Jahweh te zoeken.
Dat is voor ons tot voorbeeld
opgeschreven; laten wij voor
al onze levensvragen Hem de
weg bepalen, Die ons boven
alle mate liefheeft!