‘Hé, die terugkeer van de Heer, geloof jij nou dat het binnenkort gaat gebeuren? Jij sprak zondag over Mattheüs 24.’ Ja, het kan zomaar dit jaar gebeuren. De ‘opname’ (weggrissing) van het lichaam van Christus is iets, dat in 2010 kan plaatsvinden. ‘Veel mensen geloven daar niet in he.’ Nee, in de kerkelijke leer is het een blinde vlek, hoewel predikanten er soms wel van op de hoogte zijn, maar er niet over spreken. ‘Waarom niet?’ Omdat zij soms denken dat het gebeurt op de jongste dag. ‘De jongste dag?’ Ja, dat is de laatste dag van deze oude schepping, en van de andere kant bekeken: de jongste dag. Dat is waar Martha het over had in verband met Lazarus: ‘Ik weet dat hij (Lazarus) zal opstaan bij de opstanding ten jongsten dage’ (Johannes 11:24). In kerkelijke theologie heeft men de weggrissing van de gemeente óf weggeschoven naar de jongste dag, óf helemaal weggeredeneerd. Als je naar artikel 37 van de geloofsbelijdenis kijkt, zie je dat men veel teksten over de terugkeer van de Heer Jezus op één hoop heeft geschoven, alsof het om één gebeurtenis gaat op de jongste dag. Men heeft zelfs het hele 1000 jarig rijk wegverklaard en allen die daar wel in geloven bestempeld als ‘chiliasten’ en het chiliasme (de leer dat er een letterlijk 1000 jarig rijk op aarde komt) als dwaalleer betiteld.
Men is in kerken vaak bang voor de jongste dag, omdat volgens de kerkleer dan de Heer de schapen en de bokken van elkaar gaat scheiden (Mattheüs 25:31-46) en men er niet zeker van is of men wel écht een goed schaap is. Die onzekerheid leidt tot angst en je ziet vaak, dat oude mensen zelfs op hun sterfbed niet kunnen sterven uit angst voor de jongste dag.
‘Vreselijk eigenlijk, dat je dan zo moet sterven.’
Ja, en weer stuiten we op onbegrip over Gods genade. Men leert in de kerk kennelijk niet duidelijk genoeg wat Gods genade wérkelijk betekent. Want als dat écht gepredikt wordt, gaan de mensen het beter begrijpen en verdwijnt de onzekerheid, die plaats moet maken voor blijdschap!
29 januari 2010
‘He het blijft wat mij betreft boeiend hoor, die genade.
Ik wil er graag meer van weten.’
Ja, Paulus was er in zijn brieven voortdurend mee bezig. Ook het verschil tussen zijn vroegere, wettische leven en zijn leven na de grote ommekeer is zichtbaar. Het enorme verschil tussen wet en genade. God schonk hem overstromende genade. Want denk erom dat Saulus er eentje was. Bloedfanatiek. Geen genade voor de volgelingen van Jezus. En later lees je in zijn brieven zóveel mildheid, zóveel genade, zóveel ruimte en barmhartigheid.
‘Merkwaardig toch, dat zoveel gelovige mensen hem moeilijk en lastig vinden.’
Heeft toch te maken met waar we het al over hadden. Het kruis is een aanstoot.
‘Ja. Mensen vinden het moeilijk als blijkt, dat ze echt niets kunnen toevoegen aan het werk van Christus.’ Zijn werk gaat door, ook nadat iemand tot geloof is gekomen. Mensen lijken soms te denken, dat de Heer al het werk deed voordat zij tot geloof kwamen, om hen tot geloof te brengen, maar Hij doet ook alles nádat iemand gelovig is geworden.
‘Mensen denken vaak, dat zij zelf iets kunnen toevoegen. Bijvoorbeeld door goede werken te doen, anderen te helpen of belijdenis te doen, of elke zondag naar de kerk gaan of een dienst bezoeken.’
Precies. Wat iemand doet aan werk, kan alleen een werk van of in geloof zijn. Dan is het Zijn werk in de gelovige, want God bewerkt zowel het willen als het werken in jou en mij.
Dit zou elke gelovige helder voor ogen staan, opdat zij weten dat het Gods zuivere genade was, is en blijft. En: God is bij machte veel meer te doen dan wij verzoeken of bidden.
‘Waarom hoor je deze dingen zo weinig in geloofsgroepen en kerken?’
Omdat men al heel snel Paulus, en daarmee de zuivere genadeprediking, heeft verlaten.
Helaas! Efeziërs 4 zegt zelfs, dat de dwaling systematisch is geworden. De tradities en dogma’s zijn een heel systeem geworden, waarbinnen veel gelovigen vast zitten in hun denken. Dáárom kun je met andere gelovigen en veel christenen zo moeizaam praten over wat Gods genade wérkelijk betekent.
28 januari 2010
‘Toch bijzonder, die Paulus. Zo tekeer gaan. Geen berouw.
Geen bekering. En God neemt hem aan.’
Ja, en dát is genade! Saulus blies dreiging en moord zelfs tegen de gelovigen. We vergeten al snel als wij Handelingen 9 lezen, dat hij daarvoor in Handelingen 8 op de mantels paste van de mensen die Stefanus stenigden. Die steniging had de volle instemming van Saulus. En zó was hij toen. En met dat soort dingen in zijn hart was hij op weg naar Damascus. Vol vijandschap. Vol ijver voor de God van zijn vaders.
Het bleek religieuze, fanatieke ijver.
En terwijl hij volop zo bezig was kwam de Heer Jezus naar hem toe. Saulus kwam niet tot Jezus. Integendeel. Hij vervolgde de mensen die van ‘die weg’ waren. In al die vijandschap kwam de Heer naar Hem in liefde toe.
‘Heel apart, want er wordt zo vaak gezegd dat je moet kiezen voor Jezus of dat je je moet bekeren, of dat je belijdenis moet doen.’
Saulus deed niets van dat alles. Hij was vol haat tegen de christenen. Ze waren bang voor hem. En de Heer Jezus deed het onbegrijpelijke. Hij ontmoette Saulus buiten het land in liefde en in een kort gesprek met hem maakte Hij duidelijk hoe het zat.
Zo’n liefde en zo’n genade, daar had hij niet van terug. Daar kon hij niet tegenop. Zo werd Saulus in enkele dagen veranderd van een fanatiek, wettisch, vijandig mens in een ijverig, genadevol, verzoenend man. Hij ijverde nu voor zijn Heer. En de Heer leerde hem zijn Tenach met nieuwe ogen lezen. Hij ontving rechtstreeks van de Heer zelf onderwijs in Arabië. Saulus leerde de diepte van Zijn genade kennen.
Die genade van God ademt door al zijn brieven, het is de warmte, die liefde van God, die zijn ijskoude hart deed ontdooien.
Wat geweldig he, als je hart vol genade is!
27 januari 2010
‘Heel mooi hoor. God wordt alles in allen. Dat is écht allen he.’
Het kan eigenlijk niet anders. Je kunt een mooi optelsommetje maken:
Als God liefde is…dat is Hij.
En als God almachtig is…dat is Hij.
En als Hij de schepper van alle mensen en geestelijke wezens is…dat is Hij.
Dán kan het niet anders: Hij redt allen, alle mensen en alle geestelijke wezens.
‘Hier kan ik geen speld tussen krijgen. Maar mijn gevoel heeft het er moeilijk mee.’
Wat bedoel je?
‘Als ik denk aan het grote verschil tussen mensen. Sommige mensen hebben veel macht en gebruiken die voor zichzelf. Dictators in Afrika vandaag de dag. Destijds
een Hitler, een Stalin, een Nero. Zij hadden voor veel mensen het verschil tot het goede kunnen maken. Maar waren juist bezig hen kwaad aan te doen.’
Wij weten niet alles, ook niet over die mensen, die de ander veel kwaad hebben aangedaan. Daarbij komt, dat Paulus in Romeinen 2 duidelijk spreekt over het gericht, het oordeel, waar ook deze mensen doorheen moeten. Maar, het is geen eeuwig oordeel! Gerichten in de Schrift hebben een functie, en zijn in diepste kern stappen op weg naar het grote einddoel van God. Uiteindelijk ontvangt elk schepsel van Hem genade. Dat kan niet anders, het is het wezen van God (liefde), dat dit voortbrengt. Wat zal het hart van die geoordeelden dan, na de tweede dood, volstromen met oneindige, diepe vreugde!
Wat denk je dat het voor Paulus betekende? Hij had geen berouw zelfs, hij joeg gelovigen na! Hij was vijandig tegen God bezig, fanatiek, op weg naar Damascus.
En de Heer ontmoette hem in overstromende genade. Wat zal dat in het hart van de apostel uitgewerkt hebben! Vreugde, zó diep, een hart vol genade.
Dat lezen we nu nog, in zijn brieven, dat hart van Paulus, vol genade!
26 januari 2010
‘Ja, die vrijheid in Christus is heel fijn. Geen juk meer.’
Ja, Paulus zegt erbij –overvloedig eigenlijk- dat die vrijheid natuurlijk niet betekent dat je naar het vlees gaat leven. Gebruik die vrijheid niet als een aansporing voor het vlees (Galaten 5:13), maar dient elkaar door de liefde. Liefde leidt tot het dienen van Hem en van elkaar. Dat is geen slavernij, maar vrijheid!
Als je Hem liefhebt, ga je Hem ook dienen. Hij heeft de mens onuitsprekelijk lief.
En die liefde uit zich in de genade die Hij ons schenkt. En die genade geven wij weer door naar de ander. Waar we het laatst over hadden, elkaar genade schenken.
‘Ja, en dat is weleens moeilijk, vind ik.’ Waarom?
‘Het lijkt soms, dat het steeds van één kant moet komen.’ Wat bedoel je precies?
‘Nou, bij sommigen lijkt het wel of het genade schenken alleen van mijn kant komt, en dat steeds weer.’ Ok. Wat zegt de apostel daarvan? ‘Hij heeft het in Efeziërs 4 over elkaar genade schenken.’ En staat daar dat je zou afwachten of de ander je eerst genade schenkt? ‘Nee, eigenlijk niet.’ Het staat er zo, dat we elkaar genade schenken zoals God ons in Christus genade schenkt. God doet dat dagelijks en zonder voorwaarde(n). Het hangt er voor Hem niet van af, of wij het vandaag beter doen dan gisteren. Die lijn op jezelf toegepast: je schenkt de ander genade, zonder dat je dat van de ander terugverwacht. Dié vrijheid hebben we!
‘Nou, dat gaat wel ver. Zo had ik het nog niet bekeken.’
De genade van God gaat zo ver. Het bereikt de diepst gevallen zondaar. Uiteindelijk allen. God wordt alles in allen! Als Hij de diepst gevallen zondaar bereiken kon (en Paulus zag zichzelf zo), dan kan Hij allen bereiken! Zó diep gaat Zijn liefde!