Woord vandaag

‘Het is soms moeilijk te verteren. Ook het voorbeeld van gisteren.’

Zeker. Wanneer we Gods woord lezen, komen we deze dingen tegen. Het staat
er. En dan is ons gebed om een geest van wijsheid en onthulling, opdat wij ver-
lichte ogen van het hart hebben. Om Zijn waarheid te leren kennen. Eenzelfde
gedachte als in Exodus 21 vinden we ook in Deuteronomium 19:

4 Wie zijn naaste zonder kennis dood slaat en hij hem drie dagen van gisteren
niet haatte,
5 of hij komt met zijn naaste in het wilde hout om bomen te kappen en zijn
hand zet de bijl aan om de boom om te hakken en het ijzer schiet van de
houten steel af en vindt zijn naaste en die sterft, dan zal hij naar een van
deze steden vluchten en leven.

‘Nou, dat is nogal wat. Ik wist niet, dat dat ook in de Schrift staat.’

We zien hier opnieuw, dat het in het gericht uitmaakt of iemand een ander
met opzet of niet met opzet doodt. Een ander belangrijk punt is, dat deze ge-
beurtenissen niet buiten God om gaan. Bij Exodus 21 lezen we de uitspraak:

en Alueim zijn lot in zijn hand legde

Wat betekent, dat ondanks dat iemand een ander niet met opzet doodde, dit
toch zo moest gebeuren. Op een of andere manier deed God de ‘dingen’  zo
samenwerken, dat het moest plaatsvinden.

‘Dat geldt dus zelfs in het bijna absurde geval van het ijzer dat eraf schiet.’

Ja, daar waar iemand hout kapt en ‘per ongeluk’, onbedoeld en ongewild, het
ijzer van de steel schiet en de naaste treft en hij sterft. Zelfs die ‘toevallige’ en
onopzettelijke (zeer tragische) gebeurtenis moest zo gaan. Achteraf gezien: het
kon niet anders dan zo gaan. Noodlot? Nee. Uiteindelijk had God dit voorzien.
De uiteindelijke troost is, dat Hij ook deze zal doen opstaan op Zijn tijd!

Woord vandaag

‘Er gebeuren zo veel kleine  en grote dingen in de wereld. Hoe zit dat dan?’

Wanneer we kijken in de Thora, dan vinden we allerlei, op het eerste gezicht
wat merkwaardige voorschriften en inzettingen. Bijvoorbeeld in Exodus 21:

12 Wie een man slaat en hij sterft, zal hij gedood, ja gedood worden.
13 En indien hij hem niet opgejaagd heeft en Alueim zijn lot in zijn hand
     legde, dan plaats Ik een plaats waarheen hij zal vluchten.

We leren hier, dat God verschil maakt in gericht. Degene die bewust met kwade
bedoeling iemand doodt moet op zijn beurt gedood worden. Maar degene die
een ander doodt zonder kwade bedoelingen, die gaat vrijuit.

‘Duidelijk, en eerlijk en reëel, lijkt mij, toch?’

Het punt in dit stukje is niet alleen het verschil in gericht. Er wordt door God
in het gericht speciaal gekeken naar het motief, de beweegreden waardoor
iemand tot een (kwade) daad kwam. Er staat nog iets in de tekst waar we
overheen lezen:   en Alueim (God) zijn lot in zijn hand legde.
In dit voorbeeld blijkt, dat er situaties zijn, waarin Alueim het zo doet toeval-
len dat iemand iemand anders om het leven brengt, zonder kwade bedoeling.

‘Ah wacht even, het gaat er dus óók om, wie iets doet en waarom.’

Ja, dat. En we lezen, dat Alueim dat dus zo doet plaatsvinden. Iemand wordt
onbedoeld gedood, maar het moest toch zo zijn. Het ging niet buiten Gods be-
doeling om. Vanuit menselijk oogpunt bekeken gebeurt zoiets zomaar, als het
ware bij toeval. Het lijkt een losse, maar wel erg ingrijpende gebeurtenis.
Vanuit Gods oogpunt bekeken moest het zo zijn dat het gebeurde. God had
dat in Zijn wijsheid tevoren zo bedoeld. 

Woord vandaag

‘Zijn we nog steeds bezig met Romeinen 11:36?’

Dat wel, ja. Dat is een korte samenvatting van Gods plan, het spreekt ook van
een geweldige erkenning van God als God, als Plaats-er. Hij geeft alles de juiste
plaats. Wanneer wij menen, dat iets ‘toevallig’  gebeurt, hoe onbetekenend de
gebeurtenis ook lijkt, is dat onze mening. Wanneer we echt tot diepe erkenning
komen, dat alles uit God is, dan gaan we de dingen anders bekijken.
Het wordt voor ons al een stuk lastiger, wanneer we onszelf in dit licht zien.

‘Uiteindelijk hebben we niets van onszelf?’

We raadplegen de Schrift, en wanneer we eerst kijken naar wat de Heer zelf
zegt, dan doen we opvallende ontdekkingen. Hij zei bijvoorbeeld:

Ik ben niet in staat van mijzelf iets te doen. Naar wat Ik hoor, richt Ik.
En Mijn richten is rechtvaardig, want Ik zoek niet Mijn wil, maar de wil
van Hem die Mij zendt.
                                                         Johannes 5:30

Dit is een erkenning waar veel gelovigen tijdens hun leven niet aan toekomen.
De meesten menen –ook aan het einde van hun leven nog- dat zij toch wel en-
kele dingen zelf tot stand gebracht hebben. En dat God hen daarvoor beloont.

‘Wel weer frappant wat de Heer zegt, ja.’

Hij deed de werken die Hij de Vader zag doen. Ook tegen Zijn discipelen maakte
Hij later hetzelfde principe bekend:

Ik ben de wijnstok, jullie zijn de takken. Wie in Mij blijft en Ik in hem, deze draagt
veel vrucht. Zonder Mij kunnen jullie niets doen                
Johannes 15:5

Ondanks ook deze duidelijke onthullingen in de Schrift, menen veel gelovigen dat

‘God degenen helpt die zichzelf helpen’.  Zo van: wij doen iets en God helpt ons.
De waarheid is, dat ‘God degenen helpt die zichzelf niet kunnen helpen’!

 

Woord vandaag

‘Wel mooi, om zo te zien wat het werk van God is.’

Ja, dat antwoord van de Heer in Johannes 9:3,4 is veel dieper reikend dan je op het
eerste gezicht zou denken. In de dienst van gisteren kwam naar voren, dat het een
sleutel vormt tot allerlei vragen die wij als mensen kunnen hebben. Waarom wij hier
zijn en wat de zin van ons leven is. Dat heeft alles met God en Zijn werk te maken.
De Prediker keek naar de wereld om hem heen en constateerde dat zo te zien alles
ijdelheid, leeg, nutteloos is. Pas wanneer het met de vrees van Ieue (Ik ben) te maken
heeft, pas dan heeft het zin. 

‘Het is een bijzonder iets, dat God alles uitwerkt.’

De grote waarheid is, dat God het is, die alles bewerkt in overeenstemming met de
raad van Zijn wil (Efeziërs 1:11). Hij heeft alle touwtjes in handen. De fundamentele
zonde van de mens is, dat hij faalt in de erkenning van God als God.
Romeinen 1:21 geeft dat aan. De mensen verheerlijken of danken Hem niet als God.
Toch is er meer over God bekend onder de mensen dan wij denken, want God heeft
het hun geopenbaard (Romeinen 1:19). Zelfs de atheïst is met God bezig in zijn in-
spanningen te ontkennen dat God (er) is.

‘De mens is zelf een schepsel van God en daarom is er een band?’

Dat zonder meer, ja. Uit Zijn werken wordt Hij gekend, ondanks de mensen die
menen dat we niets over en van God kunnen weten. Op een of andere manier den-
ken ze, dat er wel ‘iets’ is, net zoals de Atheners in de dagen van Paulus een sokkel
hadden met het opschrift: ‘voor de onbekende God’. De mens heeft dan ook naar
God toe geen verdediging (Romeinen 1:20b). Ondanks dat de mens wel enige kennis
van God heeft, kent Hij God niet goed.

‘Wij mogen God wel beter kennen uit de Schrift, toch?’

Dat wel, maar dat wil niet zeggen, dat wij ons daarop kunnen beroemen. In zo’n
geval heeft de kennis ons opgeblazen gemaakt. Ook wij falen bij tijd en wijle – en
misschien wel meer dan ons lief is- in het erkennen van God als God. Zeker op die
momenten, dat wij menen het heft in handen te moeten nemen, of de dingen naar
onze hand willen zetten. Om later te ontdekken dat we dit of dat beter aan God
hadden kunnen overlaten. In elk geval is ons gebed met de apostel, dat wij wil-
len toenemen in de erkenning van Gods wil en daardoor voor Hem waardig te
wandelen. Maar óók om te groeien in de erkenning van God

Gods werk

Romeinen 11 – een boeiend gedeelte, samen met Johannes 9. 
Wat hebben die met elkaar te maken en geeft het antwoord op
vragen als: Waarom ben ik hier? Waarom gaan het zoals het gaat
in de wereld? Beluister deze spreekbeurt van 15-02-2015: hier.