Woord vandaag

‘Wat een evangelie, het is zo rijk!’

We zijn als gelovigen onvoorstelbaar bevoorrecht als we dat tegen andere men-
sen afzetten. Mensen zijn zich hun geestelijke armoede vaak niet bewust. Ook
gelovigen zijn zich hun geestelijke rijkdom vaak onvoldoende bewust. Als je je
iets bewust zou zijn van wat in vers 10 van Efeziërs 2 staat, namelijk:

‘wij die geschapen worden in Christus Jezus’

Dan zou je je de koning te rijk weten. Het bijzondere is, dat hier het woord ‘schep-
pen’ gebruikt wordt. God schept ons nieuw in Christus Jezus, de verhoogde en
ver
heerlijkte Heer. Wij zijn in Hem een nieuwe schepping en in het volgende
gedeel
te van Efeziërs 2 (11-22) zal blijken, dat wij deel uitmaken van de nieuwe
mens
heid. Dat is, zoals we gezien hebben, géén aansluiten bij Israël als waren
we een 
soort proselieten, maar een nieuwe woonplaats van God in (de) geest.
Over deze rijkdom denk je na: ‘wij, die geschapen worden in Christus Jezus’;
een schitterende nieuwe schepping door de grote Schepper, God, de Vader, die
alles schept (Efeziërs 3:9). Wij zullen net als de Zoon zelf een heerlijkheid 
stralen
die daarvoor bij de hemelse machten ongekend was.
Wat zullen die 
soevereiniteiten en gevolmachtigen verbaasd staan!

‘We zijn bijzondere mensen geworden, omdat wij door Hem gekozen zijn.’

En waar hebben we het aan verdiend? Ons gedrag in het vlees was eerder in
principe aanleiding om ons te veroordelen, maar wij waren bedoeld in Gods
plan van eonen om bij de ekklesia die Zijn lichaam is, te gaan horen. Daarom
ontkwamen wij aan veroordeling en werden door het woord van de waarheid
gered. Omdat wij absoluut zeker weten, dat er geen veroordeling is voor hen
die in Christus Jezus zijn, zijn wij in een nieuwe situatie gekomen, die onverge-
lijkbaar is met de oude. God wekte ons op, gaf ons Zijn geest en zo zijn wij
sindsdien op weg naar de hemel. We zingen: ‘wij trekken hemelwaarts’ en
daarvoor ontvangen wij dat nieuwe, verheerlijkte lichaam, een gebouw uit
God, niet met handen gemaakt, in de hemelen. Dat is de belofte, die Hij 100%
zeker zal waarmaken!

‘Wat ik soms niet begrijp, is dat gelovigen dit zomaar als vanzelfsprekend aan-
nemen en er niet steeds blij mee zijn.’

Dat is wat mij soms verbaast. Nog veel groter is mijn verbazing over gelovigen,
die genade van Christus Jezus gekend en beleden hebben en dan toch onder
de wet gaan leven, uiteindelijk. Daar begrijp ik he-le-maal niets van. De Gala-
ten deden dat ook. Men voert allerlei redenen aan om hun afwijken van de
woorden van de apostel van de natiën goed te praten en te rechtvaardigen,
maar een echte geldige reden kan er niet zijn. Het is het meest brede evange-
lie dat er is. Breder, hoger, dieper en langer kan gewoon niet. Al het andere
valt erbinnen. De diepgaande boodschap zoals we die ook hier in Efeziërs le-
zen, gaat veel verder en dieper dan al het andere dat voor de besnijdenis ge-
schreven is! En de gemeente, het lichaam van Christus? Die vervult daarin de
essentiële functie van verzoeners, geleid door Christus Jezus. 

Woord vandaag

‘Wat een bijzondere woorden vinden wij in Efeziërs toch!’

En vers 10 van hoofdstuk 2 vloeit voort uit het voorgaande. Om als resultaat van
Zijn handelen met ons staat daar:

‘Want Zijn maaksel zijn wij’.

In het Grieks staat het woord voor ‘doen’ of ‘maken’ als zelfstandig naamwoord,
dus ‘daad’ of ‘maaksel’. Het gaat om het effect, de uitwerking van Zijn (Vaders)
handelen met ons. Niet een woord of zinnetje om snel aan voorbij te lezen, maar
dit zouden wij overdenken en in ons hart koesteren, net als al die andere woorden
van Efeziërs. Wat wij nu in Christus Jezus zijn, is dus het resultaat van Zijn handelen
met ons. Wat een genade, wat een heerlijkheid!
Het bevestigt nogmaals, dat het niet om ons doen of laten gaat. De Vader is auto-
noom in Zijn handelen. Voor het woord, dat met ‘Zijn’ vertaald is, staat in feite ‘zelf’.
Het gaat hier nog steeds om: ‘God echter, die rijk is in barmhartigheid’ (vers 4).

‘Het fijne is, dat wij rustig tijd nemen voor deze woorden.’

Ze zijn daar ook voor. Koesteren in je hart. Dat geeft vreugde, omdat je steeds weer
ontdekt, dat het Zijn genade is. Deze woorden van de apostel zijn het waard om tel-
kens te overwegen. U, jij en ik zijn Zijn maaksel, het werk van Zijn handen. Dan zijn
wij dus volkomen en perfect, of zoals Efeziërs 1:4 het zegt: ‘heilig en smetteloos’.
Hij heeft ons als het ware als poëzie bedacht. Wat Hij in ons leest, is volkomenheid
en heerlijkheid als complement van geliefde Zoon.
Van meet af aan waren wij door de Vader bedoeld om dit te zijn. Hij heeft in feite
ons altijd zo gezien. Dat wij als gewone mensen op aarde werden gezet, en allerlei
dingen goed of minder goed deden, vanuit de Vader gezien stond het al vast dat wij
geroepen zouden worden door het evangelie van onze redding.
In dat evangelie stond alles ook al vast, want God heeft het Lam tevoren gekend,
vóór de nederwerping van de wereld. En ook wij zijn uitgekozen in Christus vóór
die nederwerping!

‘Dit geeft zo’n vreugde en rust in mijn hart!’

Ja, wat is het geweldig, dat Hij dit bekendmaakt. Het werkt niet verslappend of
verlammend, maar het activeert juist om dat te doen wat Hij wil. We zijn wel on-
gelooflijk bevoorrecht, dat wel. Als het om Zijn hand(elen) gaat, is Hij bezig als
de grote Pottenbakker, die ons in Christus Jezus vorm geeft en heeft gemaakt
tot wie wij zijn.
Een oud lied zingt: ‘Ja Zijn liefde zocht mij, en Zijn bloed dat kocht mij, door ge-
nade ben ik een zoon van God’. Dat lied zegt eigenlijk ‘kind’, maar in Efeziërs
gaat het om onze plaats als zoon (Efeziërs 1:5), waartoe wij ook tevoren bestemd
zijn. Let op dat ‘tevoren’, dat verwijst naar ‘vóór de nederwerping’ van 1:4.
Wat bijzonder, dat wij zo’n plaats hebben ontvangen in Zijn plan!

Woord vandaag

‘Erg duidelijk, genade is het kernbegrip bij de apostel Paulus.’

Het wordt bevestigd –ook hier- door het niet uit werken. En dat is ook de werking
van
 
genade: opdat niemand roemen zal. In evangelische en kerkelijke kring doet
het ver
schijnsel zich voor, dat men kijkt naar de naam van een prediker, predikant,
voorgang
er en dergelijke. Je ziet het ook bij genezingsbijeenkomsten en andere
charismatische
 
samenkomsten dat het wordt aangekondigd met namen groot afge-
drukt op flyers
 
en zo voorts. Men roemt kennelijk in mensen. De werking van gena-
de is, dat het al
 
het roemen in mensen buitensluit.

‘Lijkt mij duidelijk, ja.’

Het is van twee kanten bekeken, logisch: genade wil zeggen dat God je geeft wat
je
 
niet verdient: “hoe zal Hij, die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor
ons
 
allen overgegeven heeft, ons ook niet met Hem alles in genade schenken?”
Dat sluit al onze inspanning uit, en daarmee stoot het de mens en zijn eigen wer-
ken
 
van de troon. Psalm 8 wordt nogal eens aangehaald om een hoge positie van
de
 
mens te ondersteunen: ‘U hebt hem bijna goddelijk gemaakt’ staat in de verta-
ling.
 
Maar incorrect, het gaat over de Zoon van Adam: ‘U hebt Hem een weinig
minder dan
 
de boodschappers gemaakt.’ Niet de mens stijgt, maar de Zoon daalde
af!
 
En dat was hard nodig ook. Hij kwam om te zoeken en te redden wat verloren
was.
 
Dat doet alle trots uit het hart van de mens wijken, als het goed is. Geen roem
in de
 
mens: ‘Wie roemt, roemt in de Heer’.

‘Ja, kom daar maar eens om.’

Men plaatst snel de mens en zijn inspanningen op de troon. Dan is er automatisch
geen roem meer voor Christus Jezus. De mens staat echter –in het evangelie van
Paulus- met lege handen. De werken leverden niets op en omdat die uit handen
genomen worden. Weg trots en roem van de mens.
En nu de handen leeg zijn kunnen ze ontvangen wat God geeft: de rijkdom van Zijn
genade. Allemaal geschenken, rijk uitgestald in de Efezebrief. Het geeft alle roem
aan Christus Jezus en de Vader van de heerlijkheid. 

Woord vandaag

‘Machtig, wat een heerlijke toekomstverwachting hebben wij, en hoe bijzonder!’

Nou, het is iets, dat Israël niet verwacht en heel veel gelovigen vandaag evenmin.
Of men gelooft vaag, dat men ‘na het sterven naar de hemel gaat’ of iets dergelijks.
En als je daarop door zou vragen, komt men met allerlei beelden van de situatie
van Israël in de 1000 jaar op aarde en/of op de nieuwe aarde. Zwaaien met palmtak-
ken en dergelijke. Maar in de hemel groeien geen palmbomen. Onze heerlijke toe-
komstverwachting is boven in de hemelse regionen te midden van de hemelingen.
Onze redding, die wij hoorden in het evangelie van onze redding (Efeziërs 1:13,14),
is in genade, door geloof, niet uit jullie zelf, het is Gods naderingsgave. Wat een
ongelooflijke heerlijkheid aan genade! Wij wéten ook het volgende punt dat hier
opgesomd wordt: niet uit werken. Niet uit werken van de wet, dat klinkt uitgebreid
in Romeinen en Galaten. Maar hier nog breder: niet uit werken. De mens kan ab-
soluut geen enkele inspanning verrichten om de redding van God te verkrijgen. Het
zou een lelijke vlek geven op de zuivere genade van God, die als een diamant in de-
ze brief schittert. Het vlees van de mens wil graag werken en voelt zich daar heel
goed bij. Maar hier gaat het niet om ‘een goed gevoel’, hoe populair dat bij som-
mige gelovigen vandaag de dag ook is.

‘Dat is waar, je hoort goed gevoel onder steeds meer evangelische christenen.’

Het niet uit werken is de logische consequentie van de genade van God. Dat sluit de
werken van de mens uit. Ook nadat hij zich bewust is gered te zijn. Zodra de geredde
mens zelf graag ‘aan de slag wil’ of ‘zich erg wil inspannen voor de Heer’, en meer van
dat soort uitspraken, kun je op je hoede zijn, want doorgaans zit daar vroom vlees ach-
ter. En de bijbehorende roem in eigen of andermans kunnen. Men wil graag de eigen
bedachte werken gaan doen en zo het evangelie ‘handen en voeten geven’. Daarmee
is niet gezegd dat je op een stoel kan gaan zitten en niets meer hoeft te doen. Het leven
van Paulus is daar een getuigenis van. Hij had meer gearbeid dan de apostelen van de
besnijdenis samen, maar niet Paulus, maar de genade van God die met hem was. Het
ging voortaan niet in eigen kracht, maar in Zijn kracht.

‘Het is wel scherp gesteld zo. Maar wel waar, velen vergeten de genade waarin ze
gered zijn zo snel.’

Men gaat dan na verloop van tijd over in een meer wettische levensstijl, in plaats van
in de praktijk  te blijven bij de genade van God. Soms hoor je een ‘opdracht’ aan het
einde van de verkondiging, want theologen en voorgangers vinden, dat de hoorder
aangezet moet worden tot een bepaalde actie, of een bepaald gedrag. Dat is te sturend.
Men zou het Woord zelf het werk laten doen in de gelovige en niet de luisteraar een
bepaalde gedragscode opdringen of opleggen. Zo was Paulus ook niet bezig.
Werkelijke opbouw zit in het prediken en verkondigen van het Woord van de waarheid
en niet de gedachten of conclusies van degene die spreekt of de Bijbelstudie geeft.
God is heel goed in staat door Zijn woord duidelijk te maken hoe het zit met Zijn genade
en Hij kan zelf in het hart van de gelovige duidelijk maken hoe het verder moet. En wat
dat hart nodig heeft, geeft Hij zelf – door Zijn woord. Dan is en blijft het Zijn heerlijk-
heid,
Zijn werk, en dus: Zijn genade! 

Woord vandaag

‘Weet je, ik ben er heel blij mee, dat ik geen echte vrije wil heb, het is veel beter
je te laten bepalen door Gods woord!’

Dat is waar het allemaal om draait. Zijn woord. De redding die wij ontvangen, is
geheel en al in genade en door geloof. Dit is Gods manier om onze genegenheid
te winnen. God geeft zelf alles (naderingsgave, Hebreeuws: korban, zie Leviticus
1:2), zodat wij vrije toegang tot Hem hebben, Hem kunnen naderen. Normaal ge-
sproken moest in Israël een offeraar naderen (korban) met een offer. Dat werd
bij de priester gebracht en die offerde namens de offeraar. Alleen de hogepriester
mocht één keer per echt tot Jahweh naderen in het heilige der heiligen op grote
verzoendag. Nu is in Christus de wereld met God verzoend. Ieder, die gered is in
genade door het geloof van Christus Jezus, kan God, de Vader, vrij naderen. Dát
is de diepe betekenis van ‘Gods naderingsgave’ in Efeziërs 2:8,9. Niet de mens als
offeraar brengt het offer; nee, God zelf heeft voorzien in de naderingsgave! Niet de
mens moest Hem met een geschenk benaderen, God naderde de mens door Zijn
geschenk! En zorgde er zo voor dat die mens vrije, onbelemmerde toegang tot Hem
heeft.

‘Tsjonge, wat is dat geweldig zeg. Dat God zó is!’

Ja, we zijn hier in een wel bijzonder rijk gedeelte van deze rijke brief beland. Gods
hart staat wijd open voor de mensen. Zijn Zoon heeft alles volbracht. Toen de drie
uren dikke duisternis op Golgotha voorbij waren, riep Hij uit: ‘het is volbracht’! En
toen was het werk gedaan. Nu kon Hij in vol geloof en overgave zich in de dood be-
geven, omdat Hij absoluut zeker wist, dat Vader Hem zou opwekken uit de dood en
uit de doden op de derde dag. Dat was in talloze typen al aangegeven en het stond
ook profetisch in onder andere de Psalmen. Wat een heerlijkheid is na dat lijden ge-
komen! Dat vinden wij volop bij de apostelen terug in wat zij spraken en schreven.
De diepste en meest rijke onthullingen over de redding van alle mensen en alle he-
melse machten en krachten lees je bij Paulus in zijn brieven.

‘We zijn rijk gezegend in en door God!’

Nou en of. En dat niet alleen, Hij betoont en schenkt ons de overstijgende rijkdom
van Zijn genade, opdat Hij die ook door ons heen kan tentoon kan spreiden te mid-
den van de hemelingen. Dat is Zijn bedoeling met ons. We kunnen nu al deze genade
uitleven, en Hij geeft dat. Maar uiteindelijk gaat het hierom: wij – de leden van het
lichaam van Christus – zullen te midden van de hemelingen zijn in de komende eo-
nen. Daar zullen wij door Hem gebruikt worden om al die hemelingen de verzoening
vanuit God bekend te maken en hen zo tot onderschikking aan Christus Jezus te
brengen. En zo vullen wij aan (als Zijn complement) wat ontbrak aan het geheime-
nis van Christus: de verlossing en verzoening en onderschikking van de hemelen,
dat wil zeggen: van degenen die in de hemelen verblijven!