Opmerkelijk

Overgenomen uit de nieuwsbrief van Wim Janse:

“RELIGIO ILLICITA”

[Cornelius] Tacitus [56-117 n.Chr.], schrijvend over de tijden van Nero, noemt
Christenen “vijanden van de mensheid” (Annalen xv. 44).
Het Judaïsme was een religio licita (een legale godsdienst) en de Christenen, als
een sekte van het Judaïsme, genoten het voorrecht van bescherming. Maar toen
zij zich openlijk afscheidden van het Judaïsme (door de bediening van Paulus),
werden zij een religio illicita (een illegale godsdienst), zonder een officiële plaats,
zelfs niet het recht om te bestaan. Zij waren onderhevig aan vervolging als de
magistraten een aanvaardbaar excuus vonden om hen lastig te vallen, en zij
geen immuniteit of goedmaking konden vinden.

Merrill C. Tenney (1904-1985)
Exploring New Testament Culture:
A Handbook of New Testament Times
Page 125, 303

Woord vandaag

‘Zeg, om nog even terug te komen op Romeinen 5:20,21. Daar staat nogal
wat he.’

Nou en of! Waar de zonde toeneemt, stroomt de genade over. Eenvoudige
conclusie is dan, dat het niet aangenaam is voor de Thora voorvechters.
Paulus heeft dan gezegd, dat de komst van de Thora van Mozes de krenking
vermeerderde. En dan zegt hij dus iets verbluffends: waar de zonde toe-
neemt (en dat gebeurt elke dag), stroomt de genade over.

‘En wat is dat toch geweldig he, ik kan nu wel een vreugdedans in mijn
kamer gaan maken.’

Dat kun je blijven doen, want dit geldt morgen ook gewoon. Er zal daaraan
niets veranderen. De genade van God is per definitie groter dan de zonde.
Dat is de ‘gevaarlijke’ boodschap van Romeinen 5:20. Genade van God is de
despoot, die heerst in deze bijzondere tijd. De Thora voorvechters zullen dit
een vreemde verkondiging vinden. Zij zullen stellen dat dit tot wetteloos
gedrag leidt. Want als de genade toch groter is, nou kan ik doen wat ik wil!

‘Zo is het toch? Je kunt doen wat je wil, de genade zal groter blijken te zijn.’

Natuurlijk zal het vlees daarin een aansporing zien om de dingen van het
vlees te doen. Voor gelovigen ligt het toch anders. Hoewel het zeker zo is, dat
de genade groter zal blijken te zijn dan de zonde, zullen zij de Gever van zo’n
grote geestelijke rijkdom in het evangelie van Paulus niet willen kwetsen
door liederlijk gedrag, maar door een wandel die tot eer van de Vader is.

‘Ja als mensen zeggen dat het tot wetteloosheid leidt, zeg ik altijd: wil je dat
dan? Wil je niet tot eer van de Vader leven?’

Daar komt dan meestal geen antwoord op he. Ze ontdekken dan wat er achter
hun opmerkingen zit en zijn beschaamd. Romeinen 6 volgt op Romeinen 5 en
daarin stelt Paulus vast, dat de gelovige dood is voor de zonde en levend voor
God in Christus Jezus. Wat iemand vroeger als beledigend of iets dergelijks
opvatte en erop reageerde, doet hij/zij dat niet meer, want is er dood voor.
Zoals de Heer zelf niet reageerde op alle smaad an aantijgingen aan Zijn adres
door de Joden, en op het laatst de Romeinse soldaten en bij kruis.

‘Hij bad Vader om vergeving, want zij wisten niet wat zij deden.’

Dat is het he. Ongelooflijke liefde tot het einde aan toe. Niet van deze wereld,
maar een die van de Vader komt. Dat bewerkte uiteindelijk, dat de sluizen
van Gods genade wijd open gingen en wij nu leven in de tijd van overstromen-
de genade!

Woord vandaag

‘Het is mooi te zien hoe uit de brieven van Paulus blijkt, dat hij een echt unieke
plaats inneemt.’

De Thora voorvechters blijken steeds weer uiterst spitsvondige redeneringen uit te
denken om onder de woorden van Paulus’ brieven uit te komen. Paulus spreekt uit
eigen ervaring over leven onder de wet (Thora van Mozes) en dat doet hij uitvoerig
in Romeinen 7. Daar blijkt ook eens te meer zonneklaar, dat hij het heeft over de
Thora van Mozes, en niet over het judaïstische systeem. Dat judaïsme had allerlei
aanvullende regels bedacht over hoe je dan de Thora moet leven.

‘Je hebt daar een heel systeem van rabbi-zus-en-zo zegt en rabbi zo-en-zo zegt daar
weer dat-en-dat op.’

De Messias gelovige Joden waren onder invloed (gekomen) van judaïstische leringen
en als Jood waren zij maar al te gevoelig voor de roep vanuit het judaïsme om de wet
te houden en de sjabbat te blijven vieren. Jakobus deed dat en bleek een nogal fanatiek
propageerder van het leven onder de wet. Hij was belangrijker geworden omdat hij fa-
milie van de Heer was (vleselijke band). Petrus was echter degene die in werkelijkheid
de leiding had moeten hebben binnen de Israëlische koninkrijksgemeenten die het e-
vangelie van de besnijdenis beleden.

‘In het begin was veel verwarring, kennelijk.’

‘Die van Jakobus’ kwamen Paulus achterna en hitsten de mensen tegen hem op en er
werden bij tijd en wijle aanslagen beraamd tegen de apostel met de unieke bediening.
Men probeert hem in het kamp van de koninkrijksgemeentes te trekken en legt Efeze 2
(eerste gedeelte) zó uit, dat het past in de koninkrijksevangelie. Zoals al eerder enkele
dagen terug gesteld: men wil of opgaan in Israël of vervangingstheologie nieuw leven
inblazen. Ik hou het op het eerste. Men ziet éénwording met Israël en dan verdwijnt
het lichaam van Christus uit beeld en kun je brieven van Paulus uit de Schrift verwij-
deren.

‘En dat opgaan in Israël heeft als consequentie: leven onder de Thora als levensdoel.’

Dan rijzen er al snel grote problemen, want de geschiedenis heeft uitgebreid geleerd,
dat niemand in staat was de Thora tot in de puntjes voor 100% te volbrengen. Paulus
zou zelfs niet van de begeerte hebben geweten als de wet niet zei: ‘jij zult niet begeren’.
Hij ontdekte dat de wetmatigheid van de zonde in zijn leden aanleiding vond in het
gebod (niet dat van de judaïsten, maar van de Thora) en hem, uitgaande van dat ge-
bod, doodde.

‘Daaruit blijkt duidelijk, dat het oude verbond een bediening van de dood was.’

Daarover schrijft hij in 2 Corinthiërs 3, waar André Piet onlangs over sprak. Wij leven
echter niet onder het oude verbond, daar hebben wij als gojim nooit onder geleefd, en
wij leven onder genade van God, zoals de apostel dat expliciet zegt in Romeinen 6:1-17.

Het is
een tekstgedeelte waar de Thora voorvechters niets mee kunnen, omdat de
apostel daar uitdrukkelijk leert, dat de gelovige van vandaag niet onder de Thora, maar
onder de genade van God leeft. De oude mens is medegekruisigd met Christus, en na het
graf en de opwekking uit de dood leeft de nieuwe mens niet langer onder de eerste begin-
selen van deze oude schepping (wet, Thora), maar onder die van de nieuwe schepping, en
dat houdt in: genade van God als leidend principe.

Woord vandaag

‘Dat in Galaten 4:21-31 is een mooi voorbeeld van typologie.’

Paulus laat zien, dat de geschiedenis van Hagar en Sarai typologisch
wijst op twee verbonden, op Sinaï en het Jeruzalem boven. Slavernij
van de wet en de vrijheid van de belofte. Daarmee laat Paulus iets zien,
dat de judaïstische dwaalleer te kijk zet. Leven op de beloften van God
is naar de geest leven en leven onder de wet is naar het vlees leven.

‘Je hoort het ze al zeggen: ‘ja maar wij doen tenminste iets.’

Klinkt heel mooi, alleen zet het geen zoden aan de dijk. Wat wel bouwt
zijn de beloften van het evangelie, zo rijk door Paulus verkondigd in al
zijn brieven. Leven op de beloften uit Gods hand is geen stilzitten, al
wordt dat wel gesuggereerd door de Thora voorvechters. Je kunt je hele
leven de sabbat houden en de feesten van Jahweh vieren en meedoen
met de Joden, maar in deze tijd levert het niets op – voor God.

‘Hoogstens een goed of aangenaam gevoel?’

Ja je kunt zo ver gaan uit liefde voor het Joodse volk, en natuurlijk zijn
zij het uitverkoren volk en hebben zij een specifieke plaats straks in het
aardse koninkrijk onder de Messias Jezus, maar nu heeft God aan het li-
chaam van Christus geen enkele aanwijzing in die richting gegeven.
Evenmin heeft dat lichaam een ritueel wat zij moet volbrengen. Niets,
want Christus is het Hoofd en wij zouden ons aan Hem houden.

‘Dat is een diepgaand verschil, terwijl men toch graag onder de Thora
van Mozes wil leven.’

Dat heeft geen waarde, het zijn allemaal religieuze verplichtingen, ter-
wijl wij geen enkele verplichting hebben. Wij leven door de geest, zegt
de apostel in Romeinen 8. De geest van de plaats van zoon. We zijn ge-
zegend met veel rijkdom in geestelijk opzicht. Heerlijkheid nu al en
straks te ondervinden bij en na de bazuin van God!

Woord vandaag

‘Paulus moest Petrus flink aanspreken toen hij wegdook voor de
Thora voorvechters.’

Het was heel merkwaardig. De Jood Petrus zat eerst met de gojim aan tafel.
Dat kon hij, omdat hij na een visioen bij de proseliet Cornelius kwam en bij
hem binnenkwam. Hij ontdekte dat zelfs bij Cornelius de heilige geest kwam.
Daardoor was Petrus ruimer geworden in zijn hart en kon met de gojim eten.
Er waren de Thora voorvechters, die van Jakobus kwamen en Jakobus was qua
bloed en vlees met de Heer verbonden en werd daardoor belangrijk geacht.

‘Dat was de reden dat Petrus bang was?’

Ja, er waren steeds meer Messias belijdende Joden die Jakobus belangrijker achtten
dan Petrus (die nota bene de leider van de apostelen van de besnijdenis was), omdat
hij naar het vlees verbonden was met de Heer Jezus. Daaraan kun je zien dat voor veel
gelovigen toen de vleselijke lijn belangrijker was dan de geestelijke lijn. Anders had-
den zij Petrus en zijn woorden belangrijker geacht dan Jakobus.

‘Deze dingen hoor je maar zo weinig!’

We zijn bezig met de verschillen tussen diverse lijnen die in de Schrift naar voren
komen. Deze lijnen worden vaak niet onderkend omdat de christenheid in de praktijk
ingesteld is zoals veel Messias belijdende Joden destijds: ijveraars voor de Thora. Men
acht meestal het vleselijke belangrijker dan het geestelijke. Vandaar dat Petrus,
bang geworden voor de meerderheid van de Joden, zich snel van de heidenen terugtrok
toen hij met hen aan tafel (uitbeelding van gemeenschap) zat.

‘Het was een totale omkering van de geestelijke lijn!’

Nou en of! Petrus was volledig terecht met de gojim (heidenen) aan tafel. Het paste bij
zijn leiderschap om het evangelie van het koninkrijk uit te dragen naar de volkeren.
Maar zich plots terugtrekken en met de Joden de gojim te doen leven naar de Joodse
gebruiken, dát kon Paulus niet verdragen. Daarom sprak hij Petrus scherp aan en cor-
rigeerde hem daarin.

‘Dit past helemaal binnen de Galatenbrief!’

Daar draait de Galatenbrief om. Die gaat niet over de genade van de redding, want dat
was voor alle apostelen sinds Handelingen 15 duidelijk. Het gaat erom, ná de redding
óók onder, in en van Gods genade te blijven leven. Dát is waar Galaten over gaat. Het
gaat dwars tegen de opvattingen van de Thora voorvechters in, die maar één ding wil-
len: iedereen moet onder de Mozaïsche Thora gaan leven. Gelukkig is er de Galaten-
brief, waarvan de inhoud maar zo weinig bekend is in de christelijke wereld.

Zegt mij, jullie die onder de wet willen zijn, horen jullie de wet niet? (Galaten 4:21)