‘Wat zitten er toch veel leerzame dingen in dat boek
Spreuken!’
Het derde vers van Spreuken 4 zegt ons weer iets opvallends:
want ik was een zoon voor mijn vader
teder, en een enig kind voor mijn moeder
Dit kun je zo toepassen op de Heer Jezus in Zijn jonge
dagen op aarde. Vader Jozef (…) en moeder Maria zorg-
den goed voor Hem en Hij leerde van jongs af de Thora.
Daardoor leerde Hij van Zijn werkelijke Vader.
‘Later deed Hij op 12-jarige leeftijd de leraren in de heilige
plaats versteld staan door Zijn vragen!’
Ja, en Hij was ook nog enige dagen (…..) zoek (verborgen)
voor Zijn ouders. dat is weer typologisch iets moois. We
zijn eraan gewend dat de drie dagen steeds iets uitbeelden.
Later zou Hij zich steeds meer bewust zijn van Zijn zoon-
schap. Dat is een steeds weer terugkerend thema in de Schrift,
het zoonschap van de Heer Jezus Christus.
‘Ja mooi, en wij zijn toch ook zonen?’
Dat is ook weer iets geweldigs. Wij hebben de zoon-plaatsing
in Hem (Efeziërs 1:5) ontvangen. Dat houdt voor ons in: straks
te midden van de hemelingen ons hemels lotdeel lijfelijk (met
ons heerlijkheidslichaam) in bezit nemen. Daar zullen wij echt
in onze bediening komen, die God voor ons gereedmaakt.
‘Wat een geweldig uitzicht! Ik kan bijna niet wachten!’
Wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, daaruit verwachten
wij onze redder, de Heer Jezus Christus, die ons vernederd
lichaam veranderen zal, zodat het gelijkvormig gemaakt zal
worden aan Zijn heerlijkheidslichaam, in overeenstemming
met de kracht waarmee Hij ook alles aan zich kan onderschik-
ken! Het volle zoonschap van Christus Jezus is dan bereikt!