‘De opstanding uit de doden maakt alles anders.’
Het geeft een heerlijk uitzicht op een toekomst die zeker is.
We leven hier maar kort, wanneer we het afzetten tegen het leven
in de toekomst. In de oudere tijden, vóór de komst van de Messias
Jezus voor Zijn volk Israël, was alleen een algemene opstanding
bekend. Abraham wist ervan toen hij zijn innig geliefde zoon Isaäk
op het altaar legde. Zo zegt Hebreeën 11 dat; hij overwoog daarbij,
dat God bij machte was hem weer uit de dood terug te geven.
‘Blijft een machtig type van de Zoon van God, die Isaäk.’
Ja, de Zoon deed de Vader ook (glim)lachen, menselijk gezegd. En
Hij deed en doet steeds wat de Vader wil. Abraham kende God zo,
dat hij geloofde dat Vader zijn zoon uit de doden kon teruggeven.
De profeten gaven ook blijk van de opstanding, zoals Jesaja 25:8:
Hij zal de dood permanent opslokken
En mijn Heer IEUE zal elke traan van alle gezichten wissen
Een profetie die onder meer door Johannes in Openbaring 21 wordt
aangehaald. Ook hier blijkt de geweldige troost, die het besef van
opstanding uit de doden geeft.
‘Dit is een algemene belofte.’
In de latere onthullingen wordt meer zichtbaar. De mensen rondom
Jezus geloofden wel in de opstanding op de laatste dag, zo blijkt uit
Johannes 11 bij de dood en opstanding van Lazarus. De vrouwen
kenden wel een opstanding op de uiterste dag, maar wisten niets
van opstandingen uit de doden! Dat maakt de Heer duidelijk, en later
mocht Paulus daar nog veel meer over zeggen in 1 Corinthiërs 15.