‘Zeg, de genade die Paulus predikte zou ook leiden tot het
samen optrekken van de gelovigen?’
We zien dat in Romeinen en in Efeziërs zo mogelijk nog sterker.
Aangezien we allen als gelovigen dezelfde geest van Christus ont-
vangen hebben, zou Zijn gezindheid ons leven karakteriseren.
Paulus is daar in beide Korintebrieven erg mee bezig. In het eerste
hoofdstuk van de eerste brief wijst hij op: hetzelfde zeggen en dat
zou uiting zijn van hetzelfde geloof.
‘Ja, als we om ons heen kijken, is die aanwijzing nog steeds actueel.’
In Romeinen 12 wijst hij er ook op, zoals in vers 16: wees eensgezind
onder elkaar, wees niet eigenwijs. Gelovigen zijn mensen en gaande-
weg ontdek je, dat niets menselijks ons vreemd is. Gelovigen blijken
vaak meer ziels-vleselijk te zijn en te reageren dan geestelijk. Paulus
wijst op de geestelijke aspecten. Liefde van God zou de boventoon voe-
ren: de liefde (zij) ongehuicheld (Romeinen 12:9).
‘Er zijn weleens momenten, dat die liefde onderling ondergesneeuwd
raakt.’
Ja, sneeuw is wel van toepassing, want dat valt in de winter: kilte en
vrieskou. Dan is de onderlinge liefde op de achtergrond geraakt.
En in Efeziërs 4 wijst hij op de eenheid van de geest, dezelfde geest die
als eerst liefde voortbrengt. Vandaar dat hij spreekt van waardig
wandelen: ootmoedigheid, zachtmoedigheid, geduld, kortom: elkaar
in Gods liefde ver dragen!