‘Was gisteren weer een opbouw, vond ik.’
De Heer wijst ons op onze plaats, die wij hebben. Zijn regeren in ons leven
is de onderschikking aan Zijn woord. We kunnen alles met Hem bespreken.
En hoe wonderlijk is het, dat de apostel die zoveel op zijn nek had, deze
raadgeving doorgeeft. Hij had de dagelijkse zorg voor gemeentes. En toch
klinkt in Filippenzen 4:6: Weest in niets bezorgd.
‘Dat is beslist geen argeloosheid bij hem.’
Zeker niet! Hij wijst de weg: maar laat in alles jullie verzoeken door gebed
en door smeekbede, met dankzegging bekendgemaakt worden bij God.
Paulus wist waar hij moest zijn. En hij was er zo diep van overtuigd, dat God
het is, die alles samenwerkt tot het goede. Dat was de reden voor de dank
vooraf. En van iets anders, wat het gevolg is van deze weg bewandelen.
‘Dat moet die vrede van God zijn.’
Het gaat om de vrede van God, niet: met God. Het is de vrede die God zelf
heeft, alles is in Zijn machtige Vaderhand, Hij werkt het uit. Die vrede, wan-
neer die neerdaalt in je hart, dat is een van de kostbaarste schatten die je
kunt hebben in je leven als gelovige. We zijn bewogen met degene die Hij
op onze weg plaatst, waar we mee te maken hebben. Toch kunnen we het
biddend aan Hem overlaten. Dan is die ware vrede van God in ons hart, en
Hij bewaakt die als in een vesting!