‘Voor de Hebreeën moet het geweldig zijn, dat zij van hun zonden gereinigd zijn.’
Ja en daarna zegt Hebreeën wat de positie is van de Zoon:
gaan zitten aan de rechter(hand) van de Majesteit in de hoge
Zijn positie is nu aan de rechter(hand) van de Vader, die hier genoemd wordt:
de Majesteit. In de grondtekst staat letterlijk: Grootheid. En mooie aanwijzing
van Zijn heerlijkheid. De schrijvers van de brieven stellen vast, dat Hij, de Zoon
verhoogd en verheerlijkt is in de hemel. Ook Hebreeën stelt dat vast en brief
begint er zelfs mee. De hoge plaats van Hem na Zijn opstanding.
‘Dat doet verder geen enkele andere schrijver.’
Nee, Paulus en Petrus komen er later mee, wanneer zij erover schrijven.
Op zich opmerkelijk. En het verdere van dit eerste hoofdstuk spreekt dus van
Zijn hoge plaats, ook ten opzichte van de hemelingen. Hier worden alleen de
hemelse boodschappers genoemd, waarschijnlijk omdat die een speciale be-
diening kennen als het gaat om Israël. En we vergeten niet de woorden van
de Heer zelf in Zijn opstanding:
Mij is gegeven alle volmacht in de hemel en op de aarde
‘Hij wist het zelf al en dat wordt dus bevestigd door de schrijvers.’
Het duurt nog enige tijd –de tijd is kort- voordat Zijn uitspraak door iedereen
in het universum erkend zal worden met het hart. Maar het is een feit. Israël
zal dat leren kennen in de 1000 jaren en op de nieuwe aarde. Wij als de leden
van Zijn lichaam erkennen dit nu al in geloof en zullen binnenkort Hem ont-
moeten in de lucht. Hij is het, die nu nog zit, in rust. Binnenkort zal Hij opstaan
en afdalen uit de hemel, ons wegrukken tot Zijn heerlijkheid!