‘Zou je niet direct verwachten, die tegenstand tegen het evangelie.’
Je kunt de waarheid van God kennen en dat naar die ander toe ken-
baar maken. Maar die ander zit daar niet op te wachten, is kennelijk
daar niet aan toe. Omdat het toch tegen de mens in gaat. Het is naar
de mens om religieus bezig te zijn. Veel ware gelovigen zijn ook zo
bezig. Steeds de dingen doen om iets te verdienen. In een goed blaad-
je bij die ander of bij God te komen.
‘Het is een en al genade van God, dat weten wij.’
Omdat wij onttrokken zijn aan de duisternis en in Gods licht (van Zijn
woord) zijn gebracht, is het strijd. De wandel in geloof is een strijd, en
dat hoort Timotheüs: strijd de ideale strijd van het geloof. Daarin kijken
we niet naar beneden of om ons heen, maar omhoog. Wij zien op Hem,
die de overwinning al behaalde: Christus Jezus. Want niet wij, maar Hij
is geweldig in de strijd.
‘Zeker, dat was altijd al zo, en nog steeds.’
Wij ontvangen van Hem macht, kracht en sterkte. Waarom? Om aan te
vallen? Nee. Verdedigen is wat wij doen. Staan. Standhouden. Wij vech-
ten niet tegen bloed en vlees, dat moet Israël doen. Onze worsteling is
tegen de hemelse machten en krachten, de geestelijke boosheden in de
lucht! Dit is geen ziels of vleselijk, maar een geestelijk gebeuren!