Woord vandaag

‘Ja, dat nog zondigen, dat is iets wat ons blijft achtervolgen.’

Tot de bazuin van God klinkt (1 Thessalonicenzen 4:13-18) zullen
we nooit zondeloos kunnen leven. Nu is het begrip zonde ook wel
iets, dat we bijbels moeten zien. In de diepste kern komt het woord
zonde af van missen. Het woord missen in Richteren 20:16 kun je
ook weergeven vanuit het Hebreeuws met zondigen. 700 mannen
waren linkshandig, ieder van hen kon haarfijn met een steen sling-
eren, zonder te zondigen. Met het zondigen zit je ernaast.

‘Duidelijk. Goed om dat weer even boven te halen.’

Zondigen is volgens Gods woord: missen, of het doel missen, en wan-
neer je het naar de Romeinenbrief zegt: allen zondigden en missen de
heerlijkheid van God. Nu wil het geval, dat mensen die nastreven dat
andere gelovigen onder de Thora moeten gaan leven, dit versmallen
tot: zondigen is het overtreden van de Thora, of het je niet houden
aan de Thora. Dus als je de sabbat niet houdt, zondig je volgens hen.

‘En wat is dan een van de teksten die zij aanhalen?’

Een hele bekende is: zonde is wetteloosheid uit 1 Johannes 3:4. Dat
lijkt hun idee te ondersteunen, maar doet het niet. Het werd dan
ook wel zo ingelegd vertaald: zonde is overtreding van de wet (van
Mozes – als bijgedachte)
.

Men gaat dan het begrip zonde zo invullen, dat je moet denken:
los-van-de-wet of overtreding-van-de-wet waar je het woord zonde
in de Schrift tegenkomt.

‘Dan lijkt mij, dat je inderdaad dat woord versmalt.’

Het lijkt logisch, maar het is niet Schriftuurlijk. De wortel van alle
wetteloosheid zijn de verkeerde gedachten en opvattingen over God.
De tegenwerker begon ermee tegenover de vrouw in de hof. Hij zaai-
de twijfel omtrent de goedheid en liefde van God. En dat had enorme
gevolgen. Wetteloosheid is zonde. Maar het is onder de genade zeker
geen misstap of vorm van wetteloosheid wanneer je niet de sabbat
houdt zoals men in het Jodendom doet of zoals steeds meer christe-
nen dat doen! 

Woord vandaag

‘De wet is niet afgeschaft. Dan met andere woorden spreken?’

Christus is het doeleinde van de Thora, schrijft Romeinen 10:4.
Niet alleen het einde, maar de voleinding, in Hem is de Thora
tot voleinding gekomen. In Hem werd de Thora vervuld. Dat zei
Hij zelf tegen de Emmaüsgangers, dat al wat geschreven werd
over Hem in de Thora en alle Profeten, vervuld moest worden,
Lucas 24:27. Later kwamen daar ook de Psalmen bij, Lucas 24:44.

‘Dat bedoelde Hij dus in Mattheüs 5:17?’

Meent niet, dat Ik gekomen ben om de Thora of de Profeten
te ontbinden. Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om
te vervullen.’

Hij liet zien, en het zal gezien worden in het millennium, de 1000
jaren, wat de Thora en de Profeten in werkelijkheid bedoelden.
In het vervolg van Mattheüs 5 laat Hij zien wat de werkelijke be-
doeling is en dat gaat veel verder dan alleen het formeel aan de
regels voldoen. Werkelijke liefde tot God en de naaste kan alleen
door de geest gewerkt worden. Dat gaat boven de Thora uit.

‘Dat is wat we lezen in de brieven van de apostel, ja.’

Paulus laat ons –van God uit geïnspireerd- zien in wat voor een
bijzondere tijd wij eigenlijk leven. Wij zijn onder Zijn genade. De
zonde regeert niet langer, maar Gods genade (Romeinen 5:20,21).
Daarom was het voor de Israëliet Paulus een geweldige vreugde
en verademing met volle overtuiging en door God geleid dit te
schrijven:

Want zonde zal niet over jullie regeren, want jullie zijn niet onder
wet, maar onder genade                                          
Romeinen 6:14

En in vers 15 vervolgt hij met:

Wat dan? Zouden wij zondigen, ziende dat wij niet onder wet,
maar onder genade zijn? Moge dat niet gebeuren!

Woord vandaag

‘Zo werd gisteren weer iets meer duidelijk over de wet.’

Je kunt de wet van Mozes niet op degenen leggen, die als recht-
vaardigen gesteld zijn. Zij weten zich in het bloed van Christus
gerechtvaardigd, door Zijn geloof en in Zijn genade om niet. Ook
hoef je dan niet te bewijzen dat je rechtvaardig bent. Want voor
wie zou je dat moeten? Voor God? Degene Die jou en mij recht-
vaardigt?

‘Geen werken van de wet vereist, dus.’

Ook voor Christus Jezus hoef je niet te bewijzen, dat je recht-
vaardig bent. Dat zou onzinnig zijn, want Hij stierf zelf in diep
vertrouwen, juist om die gerechtigheid van God te tonen. En
Hij heeft je geroepen en Zijn geloof is de grond van onze recht-
vaardiging. Moet een lid van Zijn lichaam nog bewijzen recht-
vaardig te zijn door het doen van de Thora? Nee!

‘Dan resteert nog één mogelijkheid: voor mensen.’

Wanneer jij je bewust bezig gaat houden met het doen van de
Thora, doe je dat kennelijk om voor anderen te bewijzen dat je
een rechtvaardige bent. Anderen die zelf ook de Thora houden.
Want die zetten jou onder druk om het ook te gaan doen. Meer
of minder subtiel, maar toch. Galaten 6 spreekt over zulke men-
sen, mensen, die anderen bewegen tot het doen van de Thora.

‘Galaten 6 is wel duidelijk over zulke mensen, ja.’

Zij willen op vlees roemen, dat wil zeggen: zij bewegen anderen
om ook de Thora te gaan houden om zelf te laten zien dat zij
volgelingen maken. Volgeling in het je aan de leefregels van de
wet houden. Toen gebeurde dat doordat men aangespoord werd
om zich letterlijk te laten besnijden. En wanneer je dat laat doen,
dan ben je verplicht héél de Thora te houden. In deze tijd wijst
men vooral op de tien woorden als leefregel, inclusief het onder-
houden van de sabbat op zaterdag. 

Woord vandaag

‘Nu zegt hij in Galaten 2:19, dat hij voor de wet stierf.’

Dat wil zeggen, dat de wet geen rechtskracht meer over hem heeft.
De wet veroordeelt de zondaar tot de dood. Nu blijkt, dat hij inder-
daad stierf. Samen met Christus aan het kruis. God rekent dat zo.
En wij zouden ook zo rekenen. In vers 20 zegt hij dat nog een keer.
In: ik leef echter, niet langer ik
Daarna leeft hij wel: Christus leeft in mij.

‘Ja, mooi. Dat is het evangelie. Goed nieuws!’

Dat is het. En nu is er iets wonderlijks gebeurd door de dood en
opstanding van Jezus Christus. God rekent, dat in en met Hem die
hele oude mensheid mee is gegaan. Alleen leven niet alle mensen
echt zoals Paulus leefde. Degenen die leven, dat zijn zij, die geloof
ontvingen en zich nu bewust zijn van het leven van Christus in hen.
Heeft de wet van Mozes nog rechtskracht over dat nieuwe ik,
Christus, die leeft in u en mij? Nee, natuurlijk niet.

‘Dus de wet is niet afgeschaft, maar wij blijken er dood voor?’

De wet werd gelegd op het vlees. Paulus bevestigt dat als hij aan
Timotheüs schrijft. Hij schrijft in 1 Timotheüs 1:9 :

als men dit weet, dat de wet er niet ligt voor een rechtvaardige,
maar voor
wettelozen echter en de niet-onderschikkenden, voor
oneerbiedigen en zondaren

Daarom ging in 1 Timotheüs 1:8 de opmerking eraan vooraf, dat
de wet goed is, wanneer men die wettig gebruikt. En nu blijkt, dat
je de wet niet goed gebruikt wanneer je zegt dat deze voor een
rechtvaardige neergelegd is. Allen die geloven, zijn gerechtvaar-
digd in het bloed van Christus!

Woord vandaag

‘We kijken in de Galatenbrief vandaag?’

Het woord van het kruis klinkt, wannneer het stukje over de
geschiedenis van Paulus’ roeping eindigt. In 2:15-21 spreekt hij
waarschijn
lijk tot een groep waar Petrus ook bij aanwezig is.
Er bestaat verschil van
inzicht of het stukje over Petrus in vers 14
afgesloten wordt, of dat
 het gesprokene nog verder loopt tot en
met vers 21. In 3:1 lijkt er pas
 een nieuw stukje te beginnen waar-
in de apostel de Galaten recht
streeks aanspreekt.

‘Hij heeft het kennelijk over gelovigen uit Israël – en zichzelf?’

Waarschijnlijk wel ja, want hij zegt in vers 15 van hoofdstuk 2:

Wij, van nature Joden en geen zondaren uit de natiën

Dat ‘wij’ houdt hij vast tot en met vers 18. Hij stelt zeer helder,
dat zij als Joden –en dus onder de wet van Mozes- niet gerecht-
vaardigd worden uit werken van de wet (het doen van de Thora)
maar uitsluitend door het geloof van Christus Jezus. Die erken-
ning blijkt uit wat hij in vers 16 zegt:

en niet uit werken van de wet, wetend dat uit werken van
wet totaal geen vlees gerechtvaardigd zal worden

‘Duidelijk. Hij stelt vast wat zij weten als Joden.’

In vers 15-21 bereikt de brief een belangrijk punt. Er wordt niet
alleen tot het Joodse volk gezegd waardoor een mens gerecht-
vaardigd wordt. Maar ook hoe dan verder te leven. Dat vormt
voor ons, waarvan de meesten uit de natiën zijn, een zeer be-
langrijke onderwijzing. Hier klinkt ook de eerste keer het begrip
vlees. En direct daarbij klinkt het woord van het kruis.

‘Opmerkelijk. In feite las ik daaraan voorbij. Het viel me niet op.’

In het vervolg van de brief is de tegenstelling vlees-geest één 
van de onderliggende thema’s. Dat zouden we goed beseffen.
De wet werd gelegd op vlees. Dat bleek niet in staat de werken
van diezelfde wet (van Mozes) te volbrengen. Dat is wat gezegd
wordt in dit gedeelte waarin het vooral om Israël gaat. En wat
zegt hij in vers 19,20?

Want ík ben door wet voor de wet gestorven, opdat ik voor God
leef. Met Christus ben ik gekruisigd, ik leef echter, niet langer ik,
echter in mij leeft Christus 

Het woord van het kruis!