‘Weet je, ik ga me steeds meer verheugen op die grote toekomst
die God geeft.’
Het is een toekomst waarin voor het lichaam van Christus iets heel
bijzonders is beloofd. In Efeziërs wordt dat aangegeven met het ho-
pelijk voor ons en vele anderen bekende te midden van de heme-
lingen. Wij hebben een hemelse positie met Hem, Christus Jezus.
Ons domein behoort de hemelen toe, staat in Filippenzen. We heb-
ben geen echte interesse meer in deze aarde en de aardse dingen.
‘We zijn in Christus Jezus een geweldige eenheid, toch?’
Dat zegt Efeziërs 2:14 duidelijk:
Want Hij is onze vrede, die beiden één maakt en de middenmuur
van de stenen omheining (de vijandschap in Zijn vlees) wegbreekt
Het gaat hier om twee groepen, gelovigen uit Israël en uit de na-
tiën die één blijken te zijn in Hem. Hij, Christus Jezus, is onze vrede.
De vijandschap bestond in het vlees (zie vers 11 en 12). Deze vijand-
schap was toen zichtbaar in het bestaan van de sorèg, de muur die
op het tempelterrein stond. De mensen uit de natiën mochten niet
deze muur passeren, er was zelfs een inscriptie waarop stond dat
men gedood kon worden als men toch deze muur passeerde!
‘En die vijandschap was zichtbaar in het vlees van de Heer?’
De Heer was zelf geboren uit de stam Juda, het geslacht van David.
Hij was zoon van Maria, geboren uit verwekking door de heilige
geest. Jozef werd in overeenstemming met de wet gerekend als
Zijn vader –naar het vlees- en zo maakte de Heer deel uit van het
volk Israël. En zo maakte Hij, Hij werd immers besneden op de
achtste dag, deel uit van de vijandschap. Hij leefde en verkondig-
de vrede en was Zelf niet vijandig. Het zat m in Zijn afstamming.
Toen Hij stierf en begraven werd, werd tevens die vijandschap
gedood. Voorbij het graf, in de levendmaking, bestaat die vijand-
schap niet langer! In de nieuwe schepping is die vijandschap weg!