Woord vandaag

‘Als je naar de Heer kijkt, was Hij heel anders dan de gerichtheid die we
gisteren bespraken.’

De drie aspecten: zelfgerichtheid, ziels bezig zijn en lege (vergeefse) ambi-
ties zijn het tegenovergestelde van wat Zijn houding was. Hij was, om te be-
ginnen niet zelfgericht bezig. Als je in Filippenzen 2 leest, dan is het juist
twee keer anders: Hij ledigde Zichzelf en Hij verootmoedigde Zichzelf. Hij
was in de vorm van God, maar juist daarvan ledigde Hij Zich. Voorheen, in
de tijd van de Thora en de Profeten trad Hij zichtbaar op als de God van
Israël. Die vorm legde Hij af.

‘Aardsgezindheid zou juist het tegenovergestelde doen.’

Hij was in alles helemaal op Vader gericht. Hij wilde alleen dat doen wat de
Vader wilde. En dat blijft zo. Dus door heel Zijn loopbaan heen toont Hij de
gezindheid die ons tot voorbeeld wordt gesteld in Filippenzen. We hoeven
niet lang te praten met elkaar over zelfgerichtheid. Dat kleeft ons allemaal
aan als mens. Het gaat juist om die totaal andere grondhouding, waarin je
juist niet jezelf promoot, maar wil doen wat Vader wil, en het dienstwerk
uitvoeren wat Christus Jezus voor je heeft.

‘En die zelfgerichtheid gaat vaak samen met ziels bezig zijn en lege ambitie.’

Veel gelovigen zijn ziels bezig, reageren veel meer vanuit hun gevoelens en
emoties dan naar de houding van Christus Jezus. Die is geestelijk. Velen zijn
juist ziels en kunnen de (diepere) geestelijke dingen niet verstaan. Daarom
staan de brieven van Paulus vol geestelijke waarheden die wij tot ons nemen
en daardoor kunnen groeien naar geestelijke volwassenheid. Dan raak je het
zielse kwijt en kun je geestelijk reageren. Je hebt dan geen ambitie meer om
jouw eigen plannen en ideeën door te voeren, maar je bent gericht op wat
Vader en Zoon willen!

Woord vandaag

‘De farizeeër toonde dus trekjes van de vijanden van het kruis?’

Als we daar weer naar teruggaan, dan komen we in Filippenzen 3 bij wat
Paulus erover schrijft. Paulus is niet verbijsterd, is niet verontwaardigd
over deze gelovigen. Want het is misschien wel verrassend voor ons, maar
de vijanden van het kruis van Christus zijn niet ongelovigen. Het gaat
niet 
om ongelovige mensen die de gelovigen te vuur en te zwaard
bestrijden. 
Die zijn er wel, maar die bedoelt Paulus niet.

‘Maar er zijn toch veel vijanden van Christus?’

Jawel, maar hier gaat het om de vijanden van het kruis van Christus.
Dus 
niet mensen die in ongeloof tegen Christus zijn, maar gelovigen die
we
liswaar wel vrienden van Christus zijn en Hem willen eren. Tegelijker-
tijd 
zijn zij (soms of vaak of altijd) vijanden van Zijn kruis. Dat is natuurlijk
een manier van spreken waarmee symbolisch de schande en verachting en
min
achting bedoeld wordt, die ons kan overkomen in ons dienstbetoon.

‘En het willen hebben van eigen eer, toch?’

Dat ook, en dat hebben we gezien bij de gelijkenis die we overwogen.
Als we kijken wat Paulus erbij zegt, dan wordt al iets meer duidelijk. Hij
schrijft, dat zij (die vijanden) aardsgezind zijn. Is een andere gezindheid
dan die van ootmoedigheid. Want
wat treffen we op aarde vaak aan:
zelfgerichtheid, ziels bezig zijn en lege 
(vergeefse) ambities.

‘Oei, ik heb veel om over na te denken. Morgen verder!’

Doen we!

Woord vandaag

‘Wel een bijzonder woord van de Heer over twee mensen.’

Het is wel een gelijkenis. Maar we gaan nu niet in op de werkelijke, verbor-
gen betekenis van deze. We hebben het alleen over de houding die beiden
hadden in hun werken. De tollenaar, daar werd op neergekeken door de
Joden van die dagen. De Heer geeft dat treffend weer in wat hij de farzizeeër
laat zeggen. De tollenaar daarentegen, zegt iets anders.

‘Het verschil is inderdaad treffend.’

En de tollenaar bleef op een afstand staan en wilde ook zelfs zijn ogen niet
naar de hemel opheffen, maar sloeg op zijn borst en zei: Bereid mij, O God,
de zondaar, een bescherming.

Bijzondere woorden. Terwijl de farizeeëer zijn ogen ophief sloeg de tolle-
naar ze neer. Hij bad wel om een vorm van genade. Maar de Heer legde het
woord genade niet in zijn mond. Het ging om wat bekend was binnen Israël,
de bescherming (afgeleid van hilaskomai), zoals die aanwezig was op de ark
van het verbond, het beschermdeksel, daar verwijst het naar.

‘De houding van de tollenaar is ootmoedig.’

‘We zien het duidelijk in de woorden die hij zegt. Hij heeft het niet over de
eigen prestaties of verrichtingen, maar hij bidt om een gunst van God. Hij
is zich bewust van de eigen onmacht en beseft dat hij God nodig heeft.
Daar zit het punt. Hij weet dat zijn dienstwerk niet beter of meer is dan
dat van de farizeeër. Het draait erom, dat de tollenaar volledig afhankelijk
was van God. Daarom zei de Heer, dat hij gerechtvaardigd naar huis ging.

 

Woord vandaag

‘Fijn dat we zo kunnen spreken over het kruis als het gaat om ons praktische
dienst in het werk van de Heer.’

Wat dat betreft komt Filippenzen maar weinig aan de orde bij gelovigen.
Meestal wordt deze brief –zoals zo vaak met de Schrift gebeurt- gebruikt om
een enkele aansprekende tekst aan te halen. Zo van: ‘verblijd je in de Heer
te allen tijde, weer zeg ik: verblijd je’. Terwijl de omstandigheden er meestal
niet naar zijn om je te verblijden. Binnen het evangelie van Paulus wordt het
veel duidelijker, wat de achtergrond van die opmerking is.

‘Ja als je het heel moeilijk hebt komt zo’n aanmoediging van hem heel
vreemd over.’

Als we alleen op ons gevoel afgaan als gelovigen en onze stemming laten
afhangen van de omstandigheden, zijn we niet veel verder dan ongelovigen.
Dan ben je ziels bezig en reageer je vanuit je emoties. We zouden kijken naar
het voorbeeld Christus Jezus. Hij wandelde in geloof, met grote zachtmoedig-
heid. Zijn ootmoedige gezindheid is een lichtend voorbeeld als het gaat om
ons dienstbetoon in Hem.

‘En als je dat niet wil, of je wil wel een eind mee, en het wordt moeilijk?’

Als we kijken naar de gelijkenis van de farizeeër en de tollenaar in Lucas 18:
9-14, dan ontdek je twee houdingen bij deze mensen. Bij de farizeeër tekent
de Heer scherp zijn trotse houding, zonder de werking van het kruis.

De Farizeeër stond en bad dit bij zichzelf: O God,
ik dank U dat ik niet ben zoals de andere mensen:
rovers, onrechtvaardigen, overspelers of ook als deze tollenaar.
Ik vast tweemaal per week. Ik geef tienden van alles wat ik bezit.

Al die werken van hem waren goed en juist, maar hij verhoogde zichzelf, gaf
zichzelf een compliment, dat hij iets (de 10den) aan God gaf. Hij hield zich na-
tuurlijk aan de Thora van Mozes. Hij was goed bezig. Meende hij.
Morgen kijken we naar de houding van de tollenaar.

Woord vandaag

‘Het heeft dus te maken met ons dienstbetoon als slaven?’

Zelfs het woord slaven zouden wij willen vermijden. Omdat dat ook iets
van onze positie in de dienst van de Heer uitdrukt. Hij is de Heer en heeft
in feite de vrije beschikking over ons als Zijn slaven. Dat vernedert ons,
in dat wat wij kunnen doen in Zijn dienst. De vragen die je jezelf zou kun-
nen stellen zijn bijvoorbeeld: We willen de Heer dienen, maar willen wij
dat doen op de manier die Hij wil?

‘Het is vaak moeilijk juist datgene te doen wat Hij wil. Klopt.’

Op zich is het al moeilijk om het werk van de Heer te doen. We bedenken
als gelovigen vaak allerlei werk wat niet Zijn werk is. Dat is al het eerste.
En als we bezig zijn in Zijn werk willen we het vaak niet op Zijn manier
doen, omdat dat bijvoorbeeld ons geen eer brengt. En we hebben soms de
neiging om onszelf op de schouder te kloppen dat wij het toch wel goed ge-
daan hebben.

‘Die soms openlijke en vaak verkapte trots kom je tegen, ja.’

Weer een andere vraag bij ons dienstwerk is: Kunnen wij dienstwerk ver-
richten in Zijn werk terwijl we beseffen dat wij niets kunnen toevoegen aan
Zijn werk van redding? Regelmatig lezen we, dat er voor ons als mensen
geen
 
ruimte is voor roem, voor eer. Wie roemt, roeme in de Heer. De Schrift
zegt
 dat: geen roem voor de mens. Alle eer is voor Christus Jezus.