‘Bijzonder. Er zijn relatief denk ik niet zo veel gelovigen die zo diep het evangelie
mogen leren kennen.’

Ons past bescheidenheid, ootmoedigheid. We hebben geen enkele grond waarop
wij kunnen baseren dat wij zo gezegend zijn. Niets van onszelf. De enige basis is Gods
liefde, die het behaagde ons te roepen in Zijn onmetelijke genade. Overstromende
genade is ons deel. Er was niets aantrekkelijks in onszelf op grond waarvan God ons
zou roepen. Toch deed Hij dat.

‘Wonderlijk. Je komt er niet uit en het blijft verbazingwekkend.’

Uit alle volkeren roept Hij uit. Zonder onderscheid, zoals voorheen wel kon, maar
nu maakt het niet uit of je Jood of Griek bent, of slaaf of vrije, of Barbaar of Scyth.
Je achtergrond doet er in feite niet toe. Je bent nu in Christus Jezus, een gelovige en
heilige tegelijkertijd. We weten, dat dit slechts als gevolg van Gods werkzame lief-
de gebeurt. Die geest van God werkt in ons Zijn liefde uit. Zodat wij de ander kun-
nen liefhebben.

‘Waneer wij tekortschieten in liefde betonen, komt er dan straf?’

Dat zou zo in tegenspraak zijn met Gods liefde en genade voor de uitgeroepenen;
er bestaat immers geen veroordeling meer voor hen die in Christus Jezus zijn!
De veroordeling wacht hen die voor de grote witte troon gaan komen. Zij zullen
gericht worden en daarna in de poel van vuur geworpen worden. Dat is hun weg
om uiteindelijk in de armen van Vader terecht te komen. Wat heerlijk is dat!