Opmerkelijk

‘Wetenschap heeft licht nodig. Niet-christelijke wetenschap leeft uit het
geloof dat de wetenschap zelf lichtbron is en geen licht van buiten nodig
heeft om de werkelijkheid te leren kennen. Christelijke wetenschap leeft
uit het geloof dat buiten het Woord van God duisternis is, ook voor de
wetenschap. Geen mens is in staat boven de werkelijkheid waarvan hij
deel uitmaakt, uit te stijgen om haar te overzien, gesteld dat hij het waar-
genomene zou kunnen begrijpen. Hij heeft informatie van buiten nodig.

Reeds voor het antwoord op de vraag: wat is wetenschap, is het al of niet
letten op wat de Schrift over de werkelijkheid zegt, beslissend. In alle niet-
christelijke wetenschapsopvattingen is het ‘wetenschappelijk’ denken een
hogere vorm van denken dan het niet-wetenschappelijke denken.
Deze overschatting van de wetenschap heeft zijn oorzaken.
‘Wetenschappelijke’ kennis wordt geacht ‘zuiver’ te zijn en niet vertroebeld
door religie of andere emoties. Zij pretendeert op allerlei levensgebieden
leiding te kunnen geven. Zij oefent grote macht uit in het leven, ook in dat
van veel christenen. Velen eren de wetenschap als een betrouwbaardere
kennis dan die van het dagelijkse leven.
Christelijke wetenschap kent, als het goed is, deze eerbied voor de wetenschap
en dat streven naar levensbeheersing niet. Zij kent niet een depreciatie van
niet-wetenschappelijke kennis. De niet-christelijke wetenschapsopvattingen
zijn echter in het Westen oppermachtig……
Wetenschappelijk denken is niet méér dan niet-wetenschappelijk denken, het
is anders.’

Uit: ‘wetenschap in bijbels licht’ – drs. A. Keizer, blz.17,18, uitgave 1986.

Opmerkelijk

‘…de vraag uit het vorige onderdeel (wat is de toekomstverwachting voor
niet-gelovigen?) spitst zich nu voor een deel van de niet-gelovenden toe op
de vraag: is de hel eeuwig?
De nieuwtestamentische geschriften, waarin deze vraag nergens aan de
orde wordt gesteld, suggereren meer dan één antwoord, wat in de chris-
telijke kerken tot uiteenlopende opvattingen heeft geleid.
Maar in de officiële kerkleer is de gedachte overheersend, dat de hel eeuwig
is. Enkele bijbelwoorden zeggen dat duidelijk. En er valt voor of tegen Christus
immers een beslissing van eeuwig gewicht. Toch is men er steeds afkerig van
geweest deze verschrikkelijke overtuiging dieper te doordenken. Dan moet
men immers aannemen, dat de volstrekte godverlatenheid voor eeuwig haar
plaats in een vernieuwde schepping behoudt…..
Vandaar dat volgens sommigen de veroordeling in het gericht in een totale
vernietiging zou bestaan.
Anderen dachten en denken aan een kans op bekering in het hiernamaals.
En weer anderen geloven, dat eenmaal allen die naar het beeld van God ge-
schapen zijn, naar het beeld van Christus herschapen zullen worden; deze
geloven dus in een alverzoening (apokatastasis).  ……
Wij weten, dat het verbond betekent dat de Trouw van God het steeds weer
tegen de ontrouw van de mensen opneemt. Wat zal ten slotte moeten wijken:
de Trouw of de ontrouw?
Paulus heeft de vraag gesteld voor Israël, als de proefpolder van Gods verhou-
ding tot de mensen; om te eindigen met de belijdenis:

‘God heeft hen allen onder de ongehoorzaamheid besloten, om zich over hen
allen te ontfermen’ (Romeinen 11:32)

Die overwegingen dringen ons ertoe ….. om net nog iets groter te denken
van het goddelijke ‘ja’ tot weerspannige mensen…..

God neemt de verantwoordelijkheid van onze beslissing serieus, maar nog meer
de verantwoordelijkheid van zijn liefde
.

De duisternis van verwerping en godverlatenheid kan en mag niet wegge-
redeneerd worden, maar kan en mag evenmin vereeuwigd worden.

In Gods naam hopen wij, dat de hel een louteringsweg zal zijn.’

Uit: ‘Christelijk Geloof’ – een inleiding tot de geloofsleer, 2e druk, blz. 553,554 –
Professor dr. H. Berkhof, 1973.

Opmerkelijk

Christus is echter het nieuwe onderwerp, het Ik van de komende wereld.
Dit Ik is drager, ontvanger en openbaarder van goddelijk rechtvaardig
spreken, goddelijk uitverkiezen.: ‘Deze is Mijn geliefde zoon, in wie Ik
welbehagen heb!’ Niet eerder gezien, niet eerder voorgekomen, niet
eerder gegeven is ook deze aanprijzing van de Mens, de inzet van de
uit de stam van David geborene. En dat tot zoon van God door de kracht
van de opstanding (Romeinen 1:3,4). Vlees en bloed kan dat niet open-
baren. Vanuit het geheimenis van de goddelijke voorbestemming komt
ook hier het erkennen en dat wat erkend wordt naar voren. En dat wordt
tot een overwinnend superieure bedoeling van de totale menselijke ge-
schiedenis.
Met dit rechtvaardig spreken in Christus is echter ook vastgesteld: ‘voor
alle mensen
de rechtvaardiging, die het leven is‘. Dat is de fundamentele
ontkenning van alles wat ontkennen wil, de dood van de dood, de vernie-
tiging van alle hekken, het doorbreken van alle banden, het bekleed worden
van de mens met ‘het gebouw uit de hemelen’ (2 Corinthiërs 5:2).
Onlosmakelijk met dit rechtvaardig spreken verbonden is voor alle mensen
de dood verzwolgen in de overwinning (1 Corinthiërs 15:54), het sterfelijke
verzwolgen door het leven (2 Corinthiërs 5:4).
Christus, opgewekt uit de doden, sterft niet meer, de dood heerst niet meer
over Hem (Romeinen 6:9). Onlosmakelijk verbonden met dit rechtvaardig
spreken is het nieuwe, het eeuwige onderwerp van alle mensen geschapen
(Romeinen 5:18).

Uit: Der Römerbrief (2e druk, 1922), Karl Barth, blz.174, naar aanleiding van
Romeinen 5:18.

Opmerkelijk

‘De  vrijheid van het evangelie van Paulus werd aangevallen
door ‘valse broeders’, die opgegroeid waren in de Joodse gemeente
te Jeruzalem. In de eerste fase van zijn bediening wilde de
judaïstische groep de besnijdenis opleggen (Galaten 2:3-5).
Die poging faalde. Paulus nam dit onderwerp tot in het hart
van de burcht van de vijand mee: Jeruzalem.
De vergadering van apostelen sprak bindend tegen deze propaganda
van de voorvechters van de besnijdenis.
Daarna horen we niet langer, dat besnijdenis noodzaak tot redding
is. De uitspraak van de apostelen in Jeruzalem maakte dit onmogelijk.
Hun inspanningen waren op niets uitgelopen, en daarom wijzigden
de besnijdenis aanhangers hun tactiek. Zij werden verfijnder.
Zij predikten nu besnijdenis als voorrecht voor de Joodse gelovige
in Christus, én als middel tot vervolmaking voor de heidense gelovige
(Galaten 3:3).
Tegen deze meer verfijnde, judaïstische leer is de Galatenbrief gericht.
De brief wordt treffend samengevat in Galaten 5:2 :

Zie, ik, Paulus, zeg jullie: als jullie besnijdenis ontvangen, zal
Christus jullie geen nut doen!

De judaïsten wilden wet en evangelie vermengen. Paulus laat zien,
dat zo’n mengsel onmogelijk is. Wet en evangelie zijn onverzoenlijk.
Elke poging die deze twee wil combineren, valt tegelijkertijd de
majesteit van de wet én de kracht van het evangelie aan.
Het gevolg hiervan is, dat beide krachteloos gemaakt worden.’

‘Paul’s epistle to the Galatians’ – Vladimir Gelesnoff , blz. 9,10

Opmerkelijk

Geloof is geen wetenschappelijke kennis. Kennis is iets wonderlijks;
het is als een gids, het bemoedigt. Kennis over hoe iets werkt kan ons
in staat stellen een probleem op te lossen. Kennis over de goede uit-
komst van bepaalde gebeurtenissen is heel fijn als de omstandighe-
den moeilijk zijn. Maar hoe kan iemand dat weten wat hij niet gezien
of ervaren heeft?
Abraham kon niet door simpel redeneren of berekenen kennis hebben
van wat God in de toekomst zou doen. Maar hij kon wel geloven, dat
de dingen die God beloofd had, zouden gebeuren.
Dus: voor de gelovige vervangt het eenvoudige geloof in wat God zegt
de kennis die door ervaring of conclusies trekken opgedaan wordt.
En geloof wordt een basis voor de handel en wandel van de gelovige,
net zoals kennis de basis van handelen in het dagelijks leven is.’

‘Faith, the least and the greatest’ – J. Philip Scranton, UR LXXVIII, blz. 205