‘Wat moet je in deze tijd met al die onrust?’
Dat zal toenemen naarmate openbaring van de wetteloze
dichterbij komt. Wat tot nu toe weerhoudt, is het lichaam
van Christus. Pas wanneer dat weg is, zal de wetteloze zich
kunnen manifesteren. En zijn gang kunnen gaan. Daar spreekt
Paulus over in 2 Thessalonicenzen 2. Hij denkt dan sterk aan
de profeet Daniël. Daarover had hij het met die gemeente
gehad. Hij herinnert hen daaraan.
‘Paulus vond dat dus wel belangrijk.’
Het profetisch woord? Jazeker! Want hij citeert vaak uit de
profeet Jesaja. En hij mocht de bijzondere brief schrijven waar-
in de bazuin van God zo prominent genoemd wordt. Hij kende
de Tenach heel erg goed. En de Heer had Hem zelf onderricht
in de wildernis, en hem laten zien ‘wat in al de Schriften op
Hem betrekking had’.
‘Geweldig onderwijs moet hij gehad hebben.’
Hoogstwaarschijnlijk nog veel meer en dieper dan Hij met de
Emmaüsgangers had besproken. Bovendien verscheen de ver-
heerlijkte Heer aan hem, in tegenstelling tot hoe Hij aan de
Emmaüsgangers en de discipelen Zich vertoonde. Dat is een
zeer duidelijke hint naar wat Paulus mocht onthullen. Het is
de boodschap van de verheerlijkte Christus aan hem, voor de
gemeente die Zijn lichaam is.