Woord vandaag

‘We zijn zeer bemoedigd, elke keer als we dat evangelie horen.’

Het evangelie, dat Paulus verkondigde, heeft een enorme reikwijdte.
Zeker nadat de gevangenschapsbrieven zijn geschreven, werd duide-
lijk wat de unieke bediening was, die Paulus had ontvangen. Hij sprak
als enige over de onnaspeurlijke rijkdom van de Christus als evangelie
te verkondigen
. Dat was een rijkdom die in de Hebreeuwse Schrift nog

niet bekend was gemaakt. Die was daarin niet na te speuren.

‘Zelfs de apostelen van de Besnijdenis spraken van de profeten die
zelfs hun eigen profetieën onderzochten.’

Zij onderzochten over wat in hun profetieën geschreven stond
over al het lijden dat op de Christus zou komen en de heerlijkheid
daarna. Zelfs (hemelse) boodschappers wilden graag kijken in dat
evangelie van de Besnijdenis. Laat staan dat zij iets konden ver-
moeden van wat het evangelie van Paulus zou inhouden. Een on-
gelooflijk, veel verder reikende heerlijkheid dan ooit aan al de pro-
feten en apostelen van de Besnijdenis was onthuld.

‘Velen vermoeden niet wat de alles overstijgende heerlijkheid van
God is, die in Paulus’ boodschap wordt onthuld.’

Het is zeker dat geen oog dat ooit had gezien, geen oor dat ooit
had gehoord en in geen mensenhart was dat opgeklommen. Maar
wij hebben de geest uit God ontvangen opdat wij zouden weten
wat ons door God in genade geschonken is.
De heerlijkheid was ook

voor Saulus te groot. Hij was er 3 dagen blind van, althans, hij werd
op de derde dag –als type van zijn eigen volk- weer ziende. Later
zou de Heer hem leiden in de volle waarheid, maar hij kon die toen
nog niet dragen en bevatten. Daarom bidt hij in Efeziërs, dat de
heiligen uitermate sterk zouden zijn om te bevatten wat de dimen-
sies van het Efezegeheimenis en de liefde van de Christus zijn!

Woord vandaag

‘Grote zegen wacht de hele schepping, wat een toekomst!’

Ja, het bijzondere van de grote verwachting is, dat je erdoor gesterkt en ge-
steund wordt, elke dag weer. Paulus geeft duidelijk aan, dat er nu, vandaag,
lijden en verdrukking is. Maar dat blijft niet altijd zo. God heeft een grens aan
het lijden gesteld. Dat kan niet langer voor een mens zijn dan hij/zij leeft.
Neemt niet weg dat het hele moeizame jaren kunnen zijn, toch komt er wel
een einde aan.

‘Dat is in elk geval een troostvolle gedachte.’

Het geeft werkelijk troost, als je het evangelie kent dat God al dat lijden
zal omzetten in alles overstijgende heerlijkheid. Paulus spreekt daar meer-
dere keren over. Het gaat zelfs zo ver, dat het lijden dat bewerkt. Dat is
het woord dat door Paulus in 2 Corinthiërs 4:17 gebruikt wordt. Hij gebruikt
zelfs een zeer sterke uitdrukking voor die heerlijkheid! Tegenover de heer-
lijkheid zet hij af, dat de verdrukking van nu een korte tijd is en dat het een
lichte last is. Althans, in vergelijking met de heerlijkheid die komt!

‘Dat is geen schrale, maar echte troost in verdriet, moeite en lijden.’

Precies, God, die ons nooit begeeft of verlaat, die altijd nabij is, geeft ons
deze geweldige bemoediging in het evangelie dat Paulus brengt. Zo kun je
steeds weer verder, in verdriet, in eenzaamheid, in zorg. Hij zal uitwerken
tot wat Hij goed acht. En dat zal altijd beter, veel beter blijken te zijn dan
wat wij zouden verzoeken of bidden. Hij doet daar ver bovenuit! Het evan-
gelie van Paulus richt onze blik omhoog, naar die grote God en Vader, die
van ons, van u, jou en mij houdt!

Woord vandaag

‘Heerlijk, als we steeds dat evangelie van de overstijgende genade horen!’

Het blijft te allen tijde heel erg fijn te luisteren naar de boodschap van bijvoor-
beeld Efeziërs. Dat gaat hoger dan al het voorgaande dat door God onthuld
werd. We zijn overtuigd door de geweldige waarheid, dat God liefde én alle
macht heeft. Die combinatie zorgt ervoor, dat uiteindelijk allen gered worden.
De losprijs voor allen is al lang geleden betaald. Er bestaat geen enkele voor-
waarde voor een mens om tot God te komen. Elke voorwaarde die opgewor-
pen zou worden is een (kleine of grote) vorm van religie.

‘Het is zo eenvoudig eigenlijk, God wordt alles in allen.’

Het zou met het leren spreken een van de eerste dingen moeten zijn die een
kind leert zeggen als ouders het over God vertellen. Wat is er heerlijker met
zulke kleine en jonge oren dat te horen. God houdt van je, gewoon zoals je
bent, met al je (on)mogelijkheden. De dingen die je fout deed en goed deed,
in het licht van Gods liefde ben jij wie je bent en zó houdt Hij van je. Zonder
voorwaarden. Al die mensen die nu al geroepen zijn door God, zijn door Hem
tevoren bestemd tot de plaats van zoon.

‘Wat is dat toch geweldig he.’

Ja en dat is met een bedoeling, namelijk dat al die zonen meebouwen aan
Zijn rijk van liefde en genade en heerlijkheid. Zijn genade is groot genoeg voor
iedereen en dat is: alle mensen en alle hemelse machten en krachten. Israël
heeft het zoonschap voor de aarde en de uitgeroepen gemeente voor de he-
melingen. Ook heel eenvoudig. De boodschap van Efeziërs is voor de uitgeroe-
penen van de gemeente die Zijn lichaam is. Zij zijn het, die bestemd zijn voor
de hemelingen in het domein, dat in de hemelen is. In de komende eonen
gaan zij samen met Christus Jezus daar alles onder Zijn voeten brengen!

 

Woord vandaag

‘We zijn zo bijzonder gezegend dat wij tot het lichaam van Christus
behoren.’

De gemeente was een verborgenheid totdat de Vader het bekend ging maken.
Paulus spreekt in 1 Corinthiërs 2 al over de verborgenheid; het gaat in 1 Corin-
thiërs 2 over de verborgen wijsheid van God, die voor de eonen er al was en
nu bekendgemaakt is. De apostel kon die aan de meeste Corinthiërs niet kwijt.
Hij sprak van de vleselijke Corinthiërs en die konden door hun instelling de ge-
heimenissen die Paulus wilde onthullen, niet begrijpen. Zoals Jesaja moest pro-
feteren en tot het volk spreken opdat het hart van het volk vet zou worden en
hun oren wel hoorden maar zij het niet konden verstaan.

‘Dat is een tekst die meerdere keren aangehaald wordt in de Griekse Schrift.’

De Heer Jezus spreekt bewust tot Zijn volk, en doet dat in gelijkenissen, opdat
zij ziende niet zien en horende niet horen. Hij moest zo de waarheid over het
koninkrijk van de hemelen voor hen verborgen houden. Zij konden niet zien
omdat het voor hen de tijd nog niet was dat zij Hem konden aanvaarden.
Eerst moest de uitgeroepen gemeente tot stand komen. Dat wil echter nog
niet zeggen, dat de geheimenissen van het koninkrijk van de hemelen spreken
over gemeentelijke waarheden.

‘Dat wordt wel vaak gezegd. Bijvoorbeeld dat de parel in de akker de gemeente
is. Dat is dus niet zo?’

Nee, de specifieke geheimenissen die met de uitgeroepen gemeente te maken
hebben, vinden wij in de brieven van Paulus. Alleen bij hem vind je de gemeen-
telijke waarheden. Dat neemt niet weg, dat we soms in typen en beelden iets
van de gemeente kunnen herkennen, of van enkele gemeentelijke waarheden.
Zo is bijvoorbeeld het verborgen koninkrijk van Christus het hemelse aspect
van het geheimenis van Christus. Wij zijn overgezet uit de volmacht van de
duisternis in het koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde. Dat is een voor de we-
reld verborgen koninkrijk, en wij zullen dat koninkrijk verder vestigen te mid-
den van de hemelingen na de bazuin van God!

Woord vandaag

‘Zeg, die verzegeling wordt toch ook al in 2 Corinthiërs 1 genoemd?’

Dat is zo. Binnen Efeziërs wordt deze verzegeling genoemd, maar daarbij
ook het doel van die verzegeling bekendgemaakt. Het is ‘waarborg van
onze lotgenieting, tot (naarbinnen) vrijkoping van het (voor ons) toegeëi-
gende’. Waar gaat het dan om? In vers 11 staat, dat wij in Hem door lo-
ting aangewezen zijn. Die ‘Hem’ wijst naar Christus. En Christus is de ver-
heerlijkte Heer te midden van de hemelingen. Het ‘in Christus’ is volgens
vers 1:3 ‘te midden van de hemelingen’, als we ons afvragen waar dat is.

‘Dat is dus niet op aarde.’

Daarom is het zo bijzonder wat in Efeziërs gezegd wordt. Als het gaat om
‘door loting aangewezen’ en ‘lotgenieting’, dan kan dat niet op aarde zijn.
Waarom niet? Omdat Israël allang door loting het land heeft verkregen.
Dat wordt uitgebreid verhaald in het boek Jozua. De stammen kregen een
stuk land op aarde door loting aangewezen. Uiteraard was het Ieue (JHWH)
die bepaalde hoe het lot viel (Spreuken 16:33). Dat was al lang geleden ge-
beurd. Dus moet het begrip ‘loting’ in Efeziërs om een andere sfeer gaan.

‘Te midden van de hemelingen.’

Dat is het. Daar heeft het lichaam van Christus een ‘gebied’ dat zij door
loting in Hem toegewezen hebben gekregen. Elk lid van het lichaam hoort
erbij. Niemand zal straks ontbreken. Die verzegeling garandeert dat. Daar-
om wordt ook het woord ‘waarborg’ gebruikt. Bovendien wordt gezegd,
dat wij verzegeld zijn naarbinnen de dag van de vrijkoping (Efeziërs 4:30),
dat is naar Romeinen 8:23 onder meer de vrijkoping van ons lichaam.
Dat zal gebeuren op Zijn tijd, en die is aanstaande!