16 november 2019
‘Dal Hinnom is de hel niet.’
Zo is dat. Dat weet iedereen die even
de moeite neemt wikipedia te raad-
plegen. Of een gewoon handboek bij
de Bijbel. Of nog beter: Israël bezoe-
ken en daar zelf gaan kijken. Het is nu
een mooi park, waar je lekker kan wan-
delen of op een bankje zitten. Niks hel.
Ook de hades (NBG: dodenrijk) is geen
hel. Volgens de Bijbel is daar geen be-
wustzijn. Het is een aanduiding van de
‘toestand’ van de ziel na het sterven.
‘Wat betekent hades dan?’
En dat ontgaat de mensen in de uitleg;
het is letterlijk: onwaarneembaar. Dat
is precies wat de ziel is als iemand o-
verleden is. Want dat is ook de beteke-
nis van het Hebreeuwse woord sheol.
Dat wijst op iets onbekends; het heeft
met vragen te maken. Je kunt je afvra-
gen waar de overledene is. Die bestaat
niet langer; de ziel is niet langer waar
te nemen. Dus het woord hades dat in
de aloude Statenvertaling met hel ver-
taald is, is niet de klassieke hel.
‘Dan blijft er niet veel over.’
Ja, en zo komen de verdedigers van de
hel in het nauw. Blijft alleen het meer
of de poel van vuur over. Wanneer in
Openbaring 20 staat, dat het beest, de
valse profeet en de satan erin gegooid
zijn, spreekt de tekst over pijniging. Bij
deze drie gaat het echter om geestelij-
ke machten. Je leest verderop in Open-
baring 20:15 dat mensen ná het gericht
(grote witte troon) in het vuur komen.
Dat is voor hen de tweede dood – géén
pijniging. Ze worden op Zijn tijd levend-
gemaakt, God heeft het laatste woord.