Woord vandaag

‘Een wonderlijke eenheid, die eenheid van de geest.’

De eenheid van de nieuwe schepping is voor ons nu heel wonderlijk.
Het is lastig voor te stellen, omdat wij nog in de oude schepping leven.
Vandaar de verwarring die op alle punten van het paulinische evangelie
bestaat. Elk facet dat met Paulus te maken heeft, is omstreden door die-
genen die de diepte van Gods heerlijkheid niet hebben kunnen begrijpen.
Het gaat te ver en te diep voor hen, die het vlees op een of andere ma-
nier nog een plaats willen geven.

‘Ja, en hoe uit zich dat, hoe kun je dat herkennen?’

Op verschillende punten, zoals blijkt bij de Korintiërs, die intern hope-
loos verdeeld waren. Zij keken naar mensen en menselijke kwaliteiten.
Hoe goed mensen wel zijn. Daarbij keken zij voorbij aan het kruis, dat
een einde maakt aan de oude mensheid. Die kenmerkt zich door trots,
hoogmoed, hardheid, eigenwijsheid, roemt op en in vlees. Allerlei wer-
ken van het vlees worden stilzwijgend geaccepteerd, hebzucht bijvoor-
beeld. De Korintiërs vonden dat anderen veel beter bespraakt waren
dan de apostel die hen schreef. Andere apostelen (!) werden beter be-
vonden, bijvoorbeeld die van de besnijdenis.

‘Onvoorstelbaar. Het lijkt de christenheid van vandaag de dag wel.’

De apostel maakt in zijn tweede brief de nieuwe schepping bekend.
Het is mogelijk, dat men dat in Korinte gelijkschakelde met wederge-
boorte. Nu is wedergeboorte wel een type van de verandering van de
oude naar de nieuwe schepping, maar niet die verandering zelf.
Wedergeboorte hoort in deze huidige, oude schepping. De verandering
van een oude naar een nieuwe schepping is radicaler en diepgaander.
Dat soort dingen, daarover zal men gediscussieerd hebben in die hei-
dense havenstad. Ook de apostel zal het vuur na aan de schenen ge-
legd zijn, over dit onderwerp, en andere. Maar hij wist van de wijsheid
van God van vóór de eonen, alleen kon hij die boodschap niet kwijt in
Korinte. Later, in Efeziërs schreef hij daarover.

‘Wat een machtige woord, dat Efeziërs. Heel erg rijk!’

Eenheid is in Efeziërs juist een sleutelbegrip. Geweldige eenheid komt
naar voren in de eenheid van de geest. Efeziërs 4:4-6 laat de 7 punten
van eenheid zien. En de wandel om die eenheid uit te leven, lezen wij
in Efeziërs 4:1-3. Het punt is, dat veel gelovigen struikelen over de ver-
deeldheid in het christendom, maar dat is het vlees zien. Wij kennen
daarom van nu aan niemand naar het vlees, en zelfs als wij –zegt de
apostel- Christus naar het vlees gekend hebben, nu niet langer!
Gelet op het zeer veel gebruiken van de naam van Zijn vernedering:
‘Jezus’, zonder titels als: ‘Heer’ en: ‘Christus’, toont sterke betrokken-
heid bij Zijn aardse leven. Men kent Hem nog naar het vlees.
Terwijl we dat juist geestelijk achter ons zouden laten en bedacht zijn
op wat boven is:  Christus, de kracht en de wijsheid van God!

Woord vandaag

‘Je kunt je maar nauwelijks voorstellen dat wij zo’n bediening hebben.’

Nochtans schenkt God ons deze genade. Wij leven in, onder, van, uit,
door en voor genade. Dat is het sleutelwoord voor ons. Inzake onze
hoge roeping te midden van de hemelingen spreekt Efeziërs van de over-
stijgende rijkdom van Zijn genade die wij tentoonspreiden te midden van
de hemelingen in de komende eonen. Wij zijn het complement van Chris-
tus, Hij heeft ons nodig om Zijn werk uit te voeren, dat Hij van Vader te
doen kreeg en net zoals Hij alleen sprak wat Hij van de Vader hoorde,
zo spreken wij wat wij van Hem horen.

‘De eenheid van Christus Jezus en ons is uniek?’

Dat is zeker zo. Net zoals Hij de Vader bad in Johannes 17 voor Zijn disci-
pelen, zo kunnen wij ervan uitgaan dat Hij nu langs diezelfde lijnen, maar
dan verder toegespitst op het lichaam van Christus, voor ons bidt. Dat
doet Hij volgens Romeinen 8. In Johannes 17 spreekt Hij over de diepe
eenheid tussen de Vader en de Zoon:

“Heilige Vader, bewaar hen die U Mij gegeven hebt in Uw Naam, opdat
zij één zullen zijn zoals Wij”  (Johannes 17:11)

“…opdat zij allen één zullen zijn, zoals U, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook
zij in Ons één zullen zijn….”   (Johannes 17:21)

“…opdat zij één zijn, zoals Wij één zijn, Ik in hen, en U in Mij, opdat zij
volmaakt één zijn…”  (Johannes 17:22,23)

Ook indrukwekkende woorden in dit gebed. De geweldige eenheid tussen
de Vader en de Zoon wordt hier duidelijk. Daarbij betrekt Hij Zijn discipe-
len, omdat zij lang niet één waren.

‘Wij zijn ook zo één met Christus Jezus, zoals Hij één is met de Vader?’

Zij zijn één en wij erkennen de eenheid van de geest. Alle gelovigen ont-
vingen dezelfde geest en worden door die geest gekenmerkt. Alle gelovi-
gen zijn één in Christus Jezus, één in Hem en met Hem. In de ekklesia die
Zijn lichaam is, is eenheid. Als het gaat om de geestelijke kant. In het vlees,
wat zichtbaar is, zien we verdeeldheid. In de geest echter, zijn wij één.
Zoals wij gezien hebben zijn de twee groepen, gelovigen uit Israël en uit
de natiën samengevoegd en is de vijandschap door het kruis weggedaan.
Die eenheid, hét kenmerk van de nieuwe schepping, zal een enorme ten-
toonspreiding voor de hemelse machten en krachten zijn. Want ook daar
is verdeeldheid, gezaaid door de tegenstander.
Wij zullen als verzoeners optreden en het woord van de verzoening daar
gaan uitdragen, de onmetelijke liefde van Hem! 

Woord vandaag

‘Wat zijn wij rijk gezegend!’

In Hem is alles wat wij nodig hebben. Het zal zeer groots zijn wat ons
wacht. Israël zal op aarde koningen en priesters zijn en het licht van
God (Zijn woord) verspreiden en bekendmaken aan de volkeren. Zij
zullen regeren op aarde en de wijsheid van God –voor zover zij die ken-
nen- laten zien en erover spreken.
Analoog daaraan zullen wij de veelvuldige wijsheid van God bekend-
maken aan de soevereiniteiten en gevolmachtigden te midden van
de hemelingen als lichaam van Christus.

‘Wat bijzonder, dat wij dat gaan meemaken.’

Een hemelse bediening die zijn weerga niet kent. De roeping is hoog,
en nu past ons als vanzelf een ootmoedige gezindheid, niet hoog dus.
Een houding hebben die met zachtmoedigheid en geduld samengaat.
God heeft alle tijd, en werkt Zijn plan uit. We hebben een grote toe-
komst waarin Hij twee eonen de tijd neemt om al de hemelse machten
en krachten onder de voeten van Christus Jezus te brengen. Die perio-
de hebben wij gekregen om ons lotdeel boven, het ‘gebied’ waar Hij
ons inzet, te bezitten en van daaruit de geestelijke machten te berei-
ken met het evangelie dat Paulus mocht brengen.

‘De verzoening die Hij tot stand bracht, verder uitdragen.’

Dat is een essentieel deel van die boodschap die wij mogen brengen.
Het aspect van de rechtvaardiging zal waarschijnlijk ook een rol spelen
voor die hemelingen, die in navolging van de tegenwerker hebben ge-
zondigd. Ook zij hebben de vrijkoping in Christus Jezus nodig. De gena-
de is ook bestemd voor die hemelse machten!
Daarom is het belangrijk ons deze delen van het evangelie van de na-
tiën goed eigen te maken als voorbereiding op wat wij zullen doen.
Wees daarom bedacht op wat boven is, waar Christus is!

Woord vandaag

‘Het is wel iets, dat wij zo’n verwachting hebben.’

Dat is voor velen in het christendom onbekend. Men heeft allerlei belijde-
nissen en geloofspunten geformuleerd, maar meestal met menselijke woor-
den die dan verheven worden tot een geloofsleer waaraan de leden zich
moeten houden. Terwijl de apostel heel duidelijk maakt, wat wij geloven als
leden van het lichaam van Christus. Wij hebben geen belijdenissen nodig,
wij geloven simpelweg wat staat geschreven. Dat is al lastig genoeg.
Mensen zijn vaak aan het discussiëren als gelovigen, en op een of andere
manier ontdek je, dat men een eigen mening heeft en wil die vasthouden.

‘Ja, de hemelse roeping wordt dan natuurlijk ook ter discussie gesteld.’

Vreemd genoeg wel ja, het staat zo duidelijk in de brieven van de apostel
van de natiën, die hij door Christus Jezus neerschreef. De apostel was een
kanaal van die verheerlijkte Heer. Hij was in gevangenschap als type van
het feit, dat hij in feite een gevangene of gebondene van Christus Jezus is.
Als degene die de woorden van de Heer Jezus Christus neerschreef, maakte
hij bekend dat de gelovige die deel uitmaakt van het lichaam van Christus,
een hemelse roeping en toekomst heeft in de komende eonen. Er bestaat
tussen alle gelovigen van dat lichaam een geestelijke eenheid, en die zou-
den wij bewaren (Efeziërs 4:3).

‘Vreemd genoeg zegt men ook, dat Paulus belangrijker dan de Heer wordt
geacht.’

Dat is zo mogelijk nóg vreemder dan wat we daarnet bespraken. De apostel
was slechts instrument in de hand van de verheerlijkte Heer. Meestal wordt
dit argument in stelling gebracht door degenen, die graag de woorden
van Jezus willen toepassen op het lichaam van Christus. Dat zit er achter.
Daarom gaan wij daar snel aan voorbij, omdat het geen bijbels argument
is. Wij luisteren naar de woorden van Christus Jezus, de verheerlijkte Heer
aan de rechterhand van God. Die is inderdaad belangrijker dan Hij, die in
vernedering wandelde op aarde. Zijn hemelse heerlijkheid is vele malen
groter dan Zijn aardse. Op aarde had Hij veel minder heerlijkheid dan dat
Hij nu heeft. Parallel daaraan zijn Zijn woorden door de apostel Paulus
heen van grotere waarde en verder reikend dan al de andere woorden!

Woord vandaag

‘Omdat we er steeds over nadenken, verlang ik steeds meer naar wat
ons wacht.’

We zijn tevoren bestemd tot zoonschap, de plaats van zoon. Dat staat
in Romeinen 8. In Efeziërs 1 ontdekken wij, dat de omgeving waar dat
zoonschap volledig tot zijn recht gaat komen, te midden van de heme-
lingen is. Dat heeft een Israëliet zeker nooit kunnen vermoeden. De
Benjaminiet Saulus evenmin. Die hadden een aardse verwachting op
aarde. Paulus maakt echter aan de uitgeroepen Israëlieten bekend, dat
zij een eerdere verwachting in Christus hebben dan de anderen uit het
uitverkoren volk, die een aardse verwachting hadden (en hebben). Deze
‘eerdere verwachting’ tekent hij aan in Efeziërs 1:12. Even later blijken
door het ‘ook jullie’ (Efeziërs 1:13), de gelovigen uit de natiën deel te
hebben aan die vroegere verwachting.

‘Ik zie ernaar uit, al die anderen te ontmoeten in de lucht, boven!’

Dat gaat een ontmoeting worden, nou en of. De geweldige troost en be-
moediging lezen wij in 1 Thessalonicenzen 4:13-18. Dat is de eerdere
verwachting waar Efeziërs 1:12 op doelt. Niet dat wij eerder dan de rest
van Israël in de eindtijd het aardse koninkrijk binnenwandelen, nee!
Wij worden weggeroepen door de bazuin van God, die uitsluitend leven
betekent. Opstanding van de ontslapenen in Christus. En wij zullen met
hen samen tegelijk weggrukt worden van deze aarde, en in de lucht de
Heer ontmoeten. Daarna gaan we via de bema (erepodium) onze intrek
nemen in Zijn hemels koninkrijk, in de hemelen, te midden van de heme-
lingen. Wat een verwachting!

‘Heerlijk, we zullen voor het aangezicht van Vader gesteld worden.’

Dat moet heel bijzonder zijn. Dan zullen we gaan meewerken en dienen
in de regering van de grote Zoon van God, om dat hemels koninkrijk echt
gestalte te geven en steeds verder uit te breiden als we de grote overwin-
ning van Christus Jezus gaan bekendmaken, waardoor het proces van
levendmaking ook daar voortgezet wordt. Dat moet wel iets heel groots
zijn wat ons wacht.
Dan zullen we hen duidelijk gaan maken, wat het inhoudt dat het oude is
voorbijgegaan en dat voor hen het nieuwe is gekomen en komt: nieuwe
schepping in Christus te zijn!

‘Dit is iets waar we bijna nooit bij stilstaan.’

Goed om te doen hoor, in Efeziërs zijn we nu eenmaal verplaatst van de
aarde naar de hemelen om daar het ons toegelote deel te genieten, en zijn
wij gezamenlijk-lotgenieters (Efeziërs 3:6). In het koninkrijk van de Zoon
van Zijn liefde. Dat is boven, we zouden dan ook bedacht zijn op wat boven
is, waar Christus, zittend aan de rechter(hand) van God. We worden nu al
getrokken uit de tegenwoordige boze eon (Galaten 1:4), en we zijn burgers
van ons domein in de hemelen, waaruit wij Hem verwachten: als Redder!