Spreuken 18:10
of ‘Ik zal (er) zijn’. In Openbaring wordt de Naam bekendgemaakt, dat
Hij was, is en komen zal. De Joden willen de Naam niet uitspreken, omdat
zij menen, dat die daardoor ontheiligd wordt. Gelovigen spreken in navol-
ging van deze Joodse opvatting van ‘de Eeuwige’ en vermijden zo het uit-
spreken. De Thora verbiedt echter het uitspreken van de Naam niet.
‘Het is een bijzondere Naam, en de getalswaarde 26 komt weleens op bij-
zondere plaatsen terug.’
De Spreuk geeft als prachtig beeld aan, dat de rechtvaardige (tsadiq) naar
die Naam als sterke toren rent en daar onaantastbaar is. Het woord voor
‘sterke toren’ in dit vers geeft aan: een plaats waar je onaantastbaar bent.
Vaak werden burchten of steden gebouwd met een sterke muur eromheen.
Vaak op een hoger gelegen plaats, zodat de omtrek in de gaten gehouden
kon worden en tijdig de vijand gezien werd.
‘Mooi beeld ja, de gelovige kan altijd Hem aanroepen en zich geborgen
weten in Hem!’
Ja, de rechtvaardige rent naar die sterke toren (Hebreeuws: migdal oz met
getalswaarde 154 = 77 + 77) in het aanroepen van de Naam en is daar in
een veilige vesting, oftewel : onaantastbaar.
Wij hebben de wapenrusting van God, en hebben voortdurend gebed als
een deel ervan. Daarom kunnen de vurige pijlen van de boze ons niet tref-
fen. Zo kunnen de geestelijke boosheden in de lucht ons niet van ons lot-
deel te midden van de hemelingen verdrijven!