Woord vandaag

‘Heb jij een gedachte over de tekst uit Efeziërs 3:20,21?
Waarom staat eerst …in de gemeente…. en daarna pas
…..in Christus Jezus….?

Het is beslist opvallend, dat het er zo staat. Dat eerst de uitgeroepen
gemeente wordt genoemd waar God heerlijkheid aan geeft en heerlijk-
heid door ontvangt, heeft misschien te maken met de enorm hoge
positie van de uitgeroepen gemeente in en met Christus Jezus.
In Efeziërs 1:20-23 staat, dat die gemeente het complement van Christus
Jezus is. Met andere woorden: wij maken Hem compleet!

‘Dat houdt in, dat jij en ik en al die andere leden van het lichaam van
Christus nodig zijn om Hem compleet te maken?’

Mooi he. In feite alle reden om God dagelijks te danken voor deze positie
met Hem nu al te midden van de hemelingen en straks lijfelijk in het vaste
gebouw dat wij uit God ontvangen, in de hemelen; het is eonisch en dus
duurzaam genoeg! En dat ‘gebouw’ is een huis: ons vernieuwde, verheerlijk-
te lichaam. Dat zal dezelfde uitstraling van licht hebben zoals Hij dat nu
al
heeft, waarvan Paulus 3 dagen blind was.

‘Dat meen je niet! Waar haal je dat vandaan?’

Het staat in Filippenzen 3:20,21. Dat schrijft Paulus:

Ons domein is echter in de hemelen, waaruit wij ook de redder
verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus, die ons vernederd
lichaam veranderen zal, zodat het gelijkvormig wordt aan Zijn
verheerlijkt lichaam
, overeenkomstig de werking waardoor Hij ook
alle dingen aan Zichzelf kan onderschikken.

‘Het is gewoon geweldig. Je kunt het bijna niet bevatten. Dat moet voor
de hemelse machten en krachten geweldige verwondering oproepen.’

Dat is deel van die genade die God door ons heen gaat tentoonspreiden
te midden van de hemelingen. De lichtstralen van Zijn heerlijkheid
worden zichtbaar door de gemeenteleden en daarbij gaan we Zijn liefde
en wijsheid bekendmaken, door het woord, op een of andere manier.
Totdat al die hemelingen de knieën buigen voor Hem in de naam van
onze Heer!



Woord vandaag

Heerlijk, die Efezebrief. Ik kan er geen genoeg van krijgen. Zit steeds
in mijn hoofd. Wel hele lange zinnen. Lastig te lezen.’

Is een geweldige brief. Men zegt wel, dat het de top is van alles wat God
aan ons als mensen wilde bekendmaken. Bijzonder, als je daar enig zicht
op gaat krijgen. Een bediening voor hemelingen? Meestal wordt gezegd,
dat engelen
(‘boodschappers’ is een beter woord) de gelovigen dienen.

‘Het is andersom? De gelovigen dienen de boodschappers?’

We zijn bedoeld de onnaspeurlijke rijkdom van Christus als evangelie
bekend te maken. Nu al en straks boven aan de hemelse machten.
Daarvoor heeft God ons al vóór de eonen (tijdperken) genade geschonken
in Christus Jezus. En de genadegaven en de roeping van God zijn onbe-
rouwelijk, zegt Paulus in Romeinen 11:29 over Israëls roeping. Maar dat
past ook op die van het lichaam van Christus.

‘Je kunt er niet bij met je gewone mensenverstand. Het gaat boven je
denken uit.’

De roeping is uit God, zoals alles. God bewerkt alles naar de raad van
Zijn wil. Daar kunnen wij niet bij. Het is te groots. Als je daar over na-
denkt, dan word je als mens heel erg klein. Als mens heb je in feite niets
te vertellen. Een leven van een mens is in een zucht voorbij. Maar niets
is zinloos. Alles heeft uiteindelijk betekenis.

‘Als je deze dingen bedenkt, hoe groot God is, word je stil. De heerlijkheid
is zo groot!’

God zal later antwoord geven op vragen waar wij als gelovigen vandaag nog
mee worstelen. Dingen die ons overkomen begrijpen wij niet altijd. Als we
zien wat het uiteindelijk oplevert, zullen we alleen Hem kunnen danken
en loven en prijzen. En we hebben later alle ’tijd’ (zonder einde) om dat te
gaan bevatten!

Woord vandaag

‘Fantastisch. Gewoonweg geweldig!’

Wat is er?

‘Gisteren ben ik de brief van Paulus aan de Efeziërs gaan lezen.
De concordante vertaling is wel even wennen, maar duidelijk!’

Ja, dat is een enorme brief. Wat een boodschap vinden daarin. Dat kun
je als mens nooit verzinnen. Zulke zinnen, met zo’n inhoud. Het is de
overstromende genade van God, die Paulus opschreef. Het gaat ver
boven je denken uit. Daarom bidt Paulus ook om een geest van wijs-
heid en onthulling in de erkenning van Hem.

‘Ik vroeg me al af: is dat een bijzondere geest of iets dergelijks?’

Het is een bijzondere toedeling van de geest van God. In vers 13,14 van
hoofdstuk 1 heeft Paulus al gezegd dat de gelovige verzegeld is met de
geest van de belofte, de heilige. Die verzegeling is een feit en geldt elke
gelovige. Dit zegel kan niet ongedaan gemaakt worden. Wij zijn ermee
verzekerd tot in de dag van de vrijkoping, dat is onze grote verandering
als de bazuin van God klinkt.

‘Heel fijn, deze verzegeling, genade, zekerheid! En die bijzondere toedeling
heb je nodig om tot erkenning van de bijzondere waarheden van Efeziërs
door te dringen en dat te beseffen?’

Ja, laat er geen verwarring ontstaan: de verzegeling gebeurt op het moment
dat wij tot geloof komen, en dan worden we in die geest tot in het ene lichaam
gedoopt, zie 1 Corinthiërs 12:13. De geest van wijsheid en onthulling is iets bij-
zonders, Paulus bidt daar speciaal voor. Het is een gebed voor het hele lichaam
van Christus, al die gelovigen.

‘Velen kennen de inhoud van de geheimenissen van de Efezebrief niet.’

Dat komt onder andere doordat het nauwelijks gepredikt wordt. Het is ook
vast voedsel, daarmee kom je tot rijpheid in je geloof. Velen wijzen het af en
vinden het óf te moeilijk, óf kunnen (willen) niet geloven in een hemelse be-
diening van het lichaam van Christus. Maar Paulus spreekt daar wel over!

Woord vandaag

‘Het evangelie van de overstromende genade is voor iedereen.
Maar je moet het wel aannemen, wordt gezegd.’

Er staat in Handelingen 16, dat God het hart van Lydia, de purper
verkoopster, opende, zodat zij aandacht gaf aan wat Paulus zei.
Het ’tot geloof komen’ is helemaal een zaak van God, die dat door
Zijn geest in de mens werkt. Het is geen zaak van de mens die een
vrije wil zou hebben en volledig vrijwillig kiest voor God of voor
de Heer Jezus.

‘Ja, hoe langer ik er mee bezig ben, hoe meer ik daarvan overtuigd
raak. Het moet helemaal van God komen.’

Stel je voor, dat er iets van de mens zelf bij zou zitten, er iets van de
mens gevraagd zou worden. Nee, dat kan niet zo zijn, anders is het
geen genade meer. De Heer zei het zelf in Johannes 6:44

Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft,
hem trekt
.

Ook dit is een eenvoudige waarheid. Maar door zoveel menselijke
filosofie verduisterd geraakt. Het is alles uit God. Hij werkt in en door
mensen heen. Maar de roem en eer is er uiteindelijk alleen voor Hem!

‘Er wordt zoveel geredeneerd, gedacht, terwijl je elke keer uitkomt bij
de heldere uitspraken van de Schrift zélf.’

Dat is ook de basis voor je geloof. Wat je gelooft, staat in de Schrift. Het is
altijd uiterst riskant een geloofsbelijdenis op te stellen. Dan ga je in eigen
woorden als het ware zeggen wat de Schrift bedoelt. Beter is het, gewoon
de tekst van de Bijbel zelf te laten spreken, en niet je eigen woorden en/of
eigen denken over de Schrift heen te leggen, want dat gebeurt maar al te
snel. Helaas!

‘Vandaar alle afwijkingen van de Schrift?’

De slang begon twijfel te zaaien over de woorden die God had gezegd.
Daarna raakte het mensenpaar in de mist en uiteindelijk werd Gods woord
ontkend. Dat is meer regel dan uitzondering geworden.
Voor deze tijd geldt dat de brieven van Paulus door het lichaam van Christus
gelezen, bestudeerd en herlezen zouden worden. En dat gebeurt mondjesmaat.

Dan krijg je zicht op de geweldige genadeboodschap die hij brengt:

Want in genade zijn jullie geredden, door geloof, en dit niet uit jullie zelf;
het is Gods naderingsgave,
niet uit werken, opdat niemand zich beroemen
zal
.
Want Zijn maaksel zijn wij, die geschapen worden in Christus Jezus voor
goede werken, die God van tevoren gereedmaakt, opdat wij daarin zullen
wandelen.

Efeziërs 2:8-10

Woord vandaag

‘Gelukkig is het evangelie zo anders dan de religieuze leringen van
mensen. Loon naar werken en zo.’

Daarom werd Paulus ook zo verguisd, door de religieuze leiders van
zijn dagen. Zij konden niet een redding buiten (de werken van) de
Thora om accepteren. Daarvoor was in hun denken geen plaats.
Paulus haalt daarom Abraham in Romeinen 4 en Galaten 3 naar voren,
want die leefde 430 jaar voordat de Thora kwam.

‘Het is voor mij inmiddels een eenvoudige waarheid geworden, maar
kennelijk hebben veel christenen daar moeite mee.’

Als er een kind besprenkeld wordt in de kerk, zingt het kerkvolk het
lied met o.a. de volgende versregel:

Het verbond met Abraham, zijn vriend, bevestigt Hij van kind tot kind‘.

Daar zit de theologische dwaling achter, dat de besprenkeling van een
kind in de plaats is gekomen van de besnijdenis. En daarop doorgerede-
neerd wordt het kind in het Abrahamitisch verbond van Genesis 17 op-
genomen, terwijl dat alleen gold voor het lijfelijk nageslacht van de
aartsvader! De kerk in plaats van Israël gekomen, definitief.

‘Ja, zo ben je wel erg ver van huis geraakt in je denken.’

Precies. En men leest ook elke zondag de tien geboden voor in de kerk.
Dat is het oude verbond dat bij Sinaï gesloten werd met Israël. Dat oude
is overigens allang door het volk gebroken en het nieuwe verbond zit
er aan te komen; als de Heer komt, zal Hij de goddeloosheden van Jakob
(niet van de kerk) afwenden, Romeinen 11.

‘Men zit met allerlei verbonden die helemaal niet voor de gelovige van
nu bestemd zijn.’

Paulus schrijft helder, maar men heeft zijn woorden al heel lang geleden
verlaten. Genade? Je hoeft er niets voor te doen? Dat kan niet! Is het gratis?
Ja, het is wel gratis, maar je moet wel…. (dan is het niet gratis meer).

Abraham geloofde en dat werd hem tot gerechtigheid gerekend.
Het is zonder werken, dat schrijft de apostel:

Wat zullen wij dan zeggen dat Abraham, onze vader, wat het vlees betreft
verkregen heeft? Immers, als Abraham uit werken gerechtvaardigd is,
heeft hij iets om zich op te beroemen,  maar niet bij God. Want wat zegt
de Schrift? En Abraham geloofde God, en het is hem tot gerechtigheid
gerekend.
Aan hem nu die werkt, wordt het loon niet toegerekend naar genade, maar
naar wat men verschuldigd is.
Bij hem echter die niet werkt, maar gelooft in Hem die de goddeloze recht-
vaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot gerechtigheid.

Romeinen 4:1-5