Woord vandaag

‘Wat is nu de diepste reden dat wij nooit onder de wet van Mozes kunnen
leven?’

Waar we gisteren mee eindigden. Galaten 2:19 zegt het. Paulus wist zich
door de wet voor de wet gestorven opdat hij voor God zou leven. Daarom
geldt dat voor ieder mens. Met Christus, die door de wettischen ter dood
veroordeeld was omdat Hij –zo dachten zij- de wet op de lastering had over-
treden. En dus moest Hij –in overeenstemming met de wet- sterven, gedood
worden. Met Hem ging heel de oude mensheid het graf in.

‘Dat is duidelijk. Geestelijk ligt het dus zo, dat alle mensen voor God dood
zijn?’

Indien Eén voor allen stierf, zijn zij allen gestorven. Die hele oude mensheid
is dood voor de wet. Want de wet regeert over de mens zolang als de mens
leeft. De wet was in feite een bediening van veroordeling, ter dood wel te
verstaan. En nu heeft de wet zijn werk gedaan: Christus zelf is door de wet
voor de wet gestorven om voor God te leven. Dat geldt nu voor allen die in
Christus Jezus zijn. Vandaar dat Paulus dat schrijft in Galaten 2:19.

‘Het punt is dus: nu de oude mens stierf, regeert de wet niet langer over de
mens, want dat gold alleen voor levenden?’

Precies. De vrouw in Romeinen 7 is Israël. Zij was door de wet aan haar man
(Ieue – Jahweh) verbonden (het oude verbond van de letter). Nu de Man
stierf, is zij vrij van de wet van de man. Dan trekt Romeinen 7 de vergelijking
door en blijken wij door het lichaam van Christus te zijn gedood en dat voor
de wet, om van Iemand anders te worden: van Hem, die opgewekt is uit de
doden! En dat is om vrucht te kunnen dragen voor God. Dat kon dus onder
de wet niet, maar pas nadat de mens gestorven, begraven en opgewekt is!

Woord vandaag

‘Zeg, die zogenaamde Noachitische geboden, wat is daar de strekking
van?’

Volgens zekere Joodse tradities zouden deze wetten voor de volkeren
gelden, ze komen uit de Thora:

Verbod op: afgodendienst, godslastering, moord, bloedschande, dief-
stal, lidmaat van een levend dier afsnijden en gebod van rechtspraak.

Volgens het Jodendom zouden de volkeren daaronder moeten leven.
Het is een door hen bepaalde afleiding uit de wet en het doet in de oren
klinken als Jakobus (hoewel die wel geloofde in de Heer Jezus Christus en
het Jodendom niet) in Handelingen15. Dat waren de zogenaamde ‘inzet-
tingen’, die in Kolossenzen 2:14,15 aan het kruis genageld bleken te zijn.

‘Sinds het kruis en de opstanding van Christus geldt iets anders?’

Ja. De wet regeert niet langer. Daarvoor in de plaats regeert genade. Dat
geldt ook voor de zogeheten ‘Noachitische geboden’. Degene die dat wil
leren is geen leraar van de wet, want hij weet niet wat hij leert. De Ro-
meinenbrief leert, dat de genade regeert en overstroomt in deze bijzon-
dere tijd. Het Judaïsme is niet meer dan een van de religies die op aarde
te vinden zijn.

‘Dus de genade regeert, en daar zijn we blij mee!’

Degenen, die gelovigen vandaag onder de wet willen brengen, zijn zelf
misleid in een verkeerd denken. Zij zijn gevangen in de valstrik van de
tegenstander. Deze is wel heel tricky, want de wet, de 10 woorden staan
in de bijbel en werden aan Israël als volk gegeven. Niet eens aan de ande-
re volkeren. Daarmee zie je, hoe onlogisch het is, als mensen uit de natiën
die de wet nooit hadden ontvangen, nadat ze wel tot geloof zijn gekomen
alsnog de wet opgelegd krijgen.

‘Ja, heel onlogisch want wij zijn met Christus gestorven en daarmee dood
voor de wet.’

Dat is wat zowel Galaten als Romeinen onomwonden leren. Een geweldige
ommekeer in je leven. Je wordt je bewust van deze unieke feiten: gezamen-
lijk met Christus gekruisigd, gestorven, begraven, opgewekt en levendge-
maakt! Daarmee dood voor de zonde, voor de wereld en voor de wet.
Galaten 2 zegt het heel mooi:

Want ik ben door de wet voor de wet gestorven, opdat ik voor God zou leven

Woord vandaag

‘En wat is de andere wet waar je het over had?’

Dat is wat de natiën geldt, zij hebben nooit de wet via Mozes gekregen,
want die gold alleen voor het volk Israël. Binnen het Jodendom heeft
men 
voor de natiën bepaald, dat voor hen de zogeheten Noachitische
geboden  
zouden gelden, maar daarover zullen we het binnenkort heb-
ben. 
In feite luisteren we dan weer naar Romeinen, waar in hoofdstuk
2 gezegd 
wordt, dat de natiën in feite zichzelf tot wet zijn.

‘En wat wordt daar precies mee bedoeld?’

Romeinen 2:16 wijst op het geweten.

Want wanneer heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat
de wet zegt, zijn zij, hoewel zij de wet niet hebben, zichzelf tot wet.
Zij tonen dat het werk van de wet geschreven is in hun hart.
Daar getuigt ook hun geweten van, en hun gedachten onderling
beschuldigen of ook verontschuldigen elkaar.


De wet van Mozes werkte veroordelend op degenen aan wie die wet

gegeven was. Zij hadden namelijk geen kracht om die te vervullen.
Dat geldt net zo voor het geweten dat aan de natiën gegeven was.
Zij hadden ook het vermogen niet om altijd aan de aansporingen van
dat geweten te voldoen. In het gericht van de grote witte troon zal
dat geweten voor hen net zo werken als de wet.

‘Dat wat je aan licht hebt ontvangen, zal dan mede bepalend zijn?’

Degenen die de wet dan wel de bijbel kennen, zullen mede door dat
licht veroordeeld worden. Denk daarbij aan mensen die opgroeiden
in het Jodendom of in het christendom. Aan de andere kant zijn daar
de mensen die nooit het licht van Gods woord hebben gekend. Zij zul-
len dus mede door hun geweten veroordeeld worden bij de grote wit-
te troon.

‘Maar wij wandelen niet bij wat ons geweten ons meldt?’

Wij wandelen door geloof. Wij wandelen door de kracht die wij door
Gods genade hebben ontvangen. Wij luisteren niet zozeer naar ons
geweten, dat is slechts klein licht vergeleken bij de genade die ons voor-
gehouden wordt in het evangelie van de voorhuid. Het licht dat Gods
grootste genade geeft gaat ver uit boven wat door Mozes op Sinaï ge-
geven werd. Het geeft ons kracht om boven de standaard van het ge-
weten of de donder en bliksem van de wet van Mozes uit te leven!

Woord vandaag

‘En hoe zit het nu met de wet en die andere wet waar je het gisteren over
had. Die wet is dan voor de volkeren?’

De wet die aan Israël gegeven werd, had een doel. Deze wet werd niet ge-
geven om te gehoorzamen. De wet werd gegeven opdat die gebroken zou
worden. En het is een feit, dat Mozes, voordat hij het volk bereikte de ste-
nen tafelen brak waarop de wet geschreven stond. Het was Gods bedoeling
dat dit zou gebeuren. Als het christendom zich zou realiseren, dat de wet
gegeven werd om van de zonde een overtreding te maken, dan zouden zij
de
 wet niet meer willen. Bovendien is de wet slechts tijdelijk erbij in ge-
komen.

‘Het grote doel van God, heeft die wet ermee te maken?’

Waar het in feite om gaat in de geschiedenis van de mensheid is dat God
zichzelf openbaart aan heel de schepping. Tegen de donkere achtergrond
van zonde en alle tragische gebeurtenissen op aarde straalt de liefde van
God alleen maar sterker. Hoe dieper de mensheid in de zonde wegzakt,
hoe
 groter de liefde van God blijkt te zijn. De wet verergert die diepte van
zon
de. Het contrast, de tegenstelling tot de wet is de genade van God.
De overstromende genade van God geldt al bijna 2000 jaar.

‘Als je daarnaar kijkt, die overstromende genade, dan ben je er toch uit?’

De Romeinenbrief is in dit verband erg van belang om geestelijke dingen
goed te begrijpen. Heel deze brief is niet gegrond op de wet, maar op het
falen van de wet
. Het belangrijke punt is, dat we aan het einde van de wet

zijn gekomen. God heeft laten zien, dat de wet niets te bieden had dat op
een of andere manier redding of zegen kon geven.

‘Voor de natiën was de wet niet, maar geldt die nog wel voor de besnijde-
nis dan?’

Voor de besnijdenis geldt, dat God in de tijd (1000 jaar) van het koninkrijk
de wet aanhoudt om de demonstratie, het aantonen van het falen van de
wet,compleet te maken.

God beperkte het geven van de wet tot een klein volkje (Israël). In de ko-
mende eon zal Hij de wet op de harten van de Israëlieten schrijven. Maar
ook dat geeft geen volmaaktheid.
Maar als het beheer van de wet afloopt en Paulus gaat schrijven, blijkt dat
er een gerechtigheid van God is buiten de wet om of zonder de wet!

Woord vandaag

‘We gaan deze dagen wel heel diep op de achtergronden van de wet en de
praktische gevolgen in.’

Dat is weleens goed. Er wat meer op ingaan, het van meer kanten bekijken
werkt vaak verhelderend. Je gaat ineens meer zien en beseft nog beter hoe
de dingen eigenlijk zijn. Het woord van God maakt dat duidelijk.
Wat gebeurde bij Israël, gebeurde bij de natiën: zij konden de genade van
God ontvangen, maar wilden werken voor hun eigen redding. Zij kennen de
Bijbel wel, maar er ligt een bedekking over.

‘Ja, op plaatsen waar de wet het zwaarst op de mensen drukt, hebben de
mensen het minst uitzicht op redding.’

Zo zie je, dat vandaag de dag de wet niet de ‘grond’ klaarmaakt voor het e-
vangelie (wat veel theologen denken), maar het maakt het hart verhard.
En God heeft er nooit iets anders mee bedoeld! God gaf de wet, niet om de
weg tot redding voor te bereiden, maar om te laten zien wat in het hart van
de mens is. En zo wordt de mens op zijn plaats gezet, opdat God zelf de hoge
plaats kan innemen als Redder en Rechtvaardiger van allen.

‘Maar is er dan een wet voor de andere volkeren?’

Laten we eerst iets vaststellen dat voor ons even lastig is te begrijpen mis-
schien. Je zou kunnen zeggen, dat er twee vormen van nieuw verbond zijn.
Eentje met Israël in het land, als de twee en tien stammen samengevoegd
worden, zoals staat in Jeremia 31:31-34, aangehaald in Hebreeën.
Maar er is een nieuw verbond dat door Paulus wordt genoemd, en dat is
niet tot Israël beperkt, en dat is voor vandaag. Dat voor Israël is dan ook
voor de toekomst. En om het nóg ingewikkelder te maken: er zijn ook twee
wetten. Daarover later meer. Maar het nieuwe verbond dat door Paulus
genoemd wordt, is geen letterlijk verbond. Het wordt zo genoemd omdat
het geestelijk in de plaats komt van dat wat aan Israël gegeven was. Dat
geldt ook voor de wet; en daar kijken we morgen naar, in het besef van
de enorme genade, die ons gegeven is.