Woord vandaag

‘Nog even over gisteren. Men ontkent in de christelijke wereld de dood.
Maar men gelooft wel in het sterven, toch?’

Jawel, men denkt dat de christen na het sterven direct naar de hemel gaat.
De gelovige (of zijn ziel of geest) leeft dan bewust voort bij de Heer. Men
ziet dat dan als ‘komen in de schoot van Abraham’ aan de goede kant van
de kloof (Lucas 16, rijke man en arme Lazarus). Die rijke man is dan het
beeld van de ongelovige, die aan de verkeerde kant van de kloof (de hel,
de hades) terecht is gekomen en pijn lijdt in de vlammen.

‘Men houdt er wel wonderlijke voorstellingen op na, zeg.’

Of men denkt dat de gelovige met palmtakken zwaait in de hemel of voor
altijd bij een harp lofliederen zingt aan de Heer. Zoiets. Deze dingen zijn
dan wel ergens aan de bijbel ontleend, alleen verzuimde men de teksten
in het verband te lezen waar ze in staan. Het gaat echt om andere dingen.
Met name is wat de Heer Jezus vertelt over de rijke man en de arme Laza-
rus bepalend geweest voor de overname van de heidense gedachte van
de onsterfelijkheid van de ziel in het christendom.

‘Een succes voor de slang, dus?’

Het is de god van deze eon (dat is de slang), die de zinnen van de mensen
verblindt, zodat zij niet het evangelie van de heerlijkheid van Christus,
die het beeld van God is, kunnen waarnemen, zien. Volgens de Schrift is
dood wat het woord ook zegt: dood. Dus geen andere vorm van leven.
De gelovige van nu heeft het geweldige uitzicht, dat als hij komt te over-
lijden, het voor zijn ervaring slechts een seconde is dat de bazuin klinkt.
Van de tussentijd weet de overleden gelovige niets, helemaal niets.

‘En dat tot het moment van de opstanding?’

Jawel, en dat is een troost voor de nabestaanden. Het verdriet is er, het
gemis is er. En aan de andere kant het geweldige uitzicht van de hereni-
ging bij de bazuin van God, zoals Paulus schrijft in 1 Thessalonicenzen 4.
De gelovigen weten zich getroost, dat Vader het zo gaat doen. De tijd tot
dat moment is kort, we zien de gebeurtenissen in de wereld versnellen!

Woord vandaag

‘Je hebt, als je het woord hebt leren kennen, wel de waarheid van dat
woord onder handbereik.’

Jawel. Pilatus vroeg zich al handen in onschuld wassend af: wat is waar-
heid? En die stond voor Hem! De Heer Jezus Christus ís de waarheid in
levende lijve! En in het hogepriesterlijk gebed bad Hij ook tot Zijn Vader:
‘Heilig hen in Uw waarheid, Uw woord is de waarheid.’ (Johannes 17:17).
Daarin zouden de discipelen en ook wij geheiligd worden!

‘Dat woord he, daar draait het uiteindelijk allemaal om. De slang wil dat
steeds in discussie brengen.’

Dat is al heel snel te merken in de hof, als de Nachasj ( de slang) bij Maninne
komt en haar aan het twijfelen brengt over wat God gezegd heeft. Na de ver-
warring keert de slang de uitspraak van God om en ontkent dat de mens zal
sterven. Daarna slingerde hij de gedachte van de onsterfelijke ziel de wereld
in en die leer wordt in het heidendom volop gevonden. Ook Plato dacht dat
de mens een onsterfelijke ziel heeft, wat niet het geval is.

‘De leer van de ontkenning van de dood heeft ook in christelijke kring veel
aanhang, evenals in de evangelische wereld.’

Dat is in strijd met wat de Schrift openbaart over de toestand van de mens
nadat hij dood gegaan is. De Schriften leren daarover, dat de mens van niets
weet als hij gestorven is. Net alsof je slaapt, geen zieleslaap dus. Het is een
vergelijking die de Heer Jezus zelf ook gebruikt. Zulke fundamentele waar-
heden worden ontkend door een behoorlijk groot deel van de christenheid.

‘Men heeft op dat punt de waarheid losgelaten. En te vrezen valt, dat er nog
veel meer waarheid van  het Woord verloren is geraakt!’

Daarom wijst de apostel zijn opvolger Timotheüs ook nadrukkelijk en steeds
weer op de Schriften. Dáár gaat het om. Die zou Timotheüs bewaren en aan de
gelovigen voorhouden, opdat zij door de vertroosting van de Schriften de ver-
wachting vast zouden houden (Romeinen 15:4). Water is eerste levensbehoef-
te voor een mens, zeker die in het Midden-Oosten. Net als de Schriften voor
de gelovigen!

Woord vandaag

‘Het is zo, dat wij niet op de stoel van de Heer kunnen gaan zitten om
vast te stellen wie wel of niet bij het lichaam van Christus horen.’

Je kunt er wel over nadenken en als mensen alleen traditioneel ‘geloven’,
zoals de farizeeën en schriftgeleerden, kun je je echt afvragen of zij echt
gelovigen van het lichaam van Christus zijn. Soms is het echt moeilijk
vast te stellen. Maar gelukkig hoeven wij dat niet te doen, Hij weet het!
Naarmate het beslissende moment dichterbij komt, wordt het spannen-
der. Wij kunnen rustig afwachten tot die grote dag dat de bazuin klinkt!

‘Ja wel een dag om naar uit te kijken. Vandaag wellicht weer allerlei dingen
die onze aandacht opeisen.’

We kunnen er zeker van zijn, dat het exact op de juiste tijd gaat plaatsvinden.
Geen dag te vroeg of te laat. Precies goed! Dat weet onze Vader, en we kunnen
dat vol vertrouwen in Zijn hand laten. Hij zal voor vandaag dat geven wat no-
dig is, zodat wij er onder kunnen blijven staan. Het is een machtig besef, dat
God alles bewerkt in overeenstemming met de raad van Zijn wil.

‘Dat is ook best lastig telkens te beseffen, dat Hij werkelijk álle touwtjes in han-
den heeft!’

Paulus was daar diep van overtuigd en leefde daar ook mee en uit. God doet
vaak boven bidden en denken. Heel fijn, als je dat ook beseft en dat ook zo ziet.
Israël is Zijn oogappel en de gemeente, het lichaam van Christus, heeft in Zijn
plaan een bijzondere plaats toegewezen gekregen. Dat blijkt ook de typen en
beelden die wij terugvinden in de Schrift. Verborgen aanduidingen, die ons
steeds wijzen op de Heer en wij als Zijn leden.

‘We vertrouwen op Hem, die ál Zijn beloften zal waarmaken, toch?’

Ja, al de beloften zijn in Hem ja en amen. Hij zal het doen in ons leven, en Hij
doet dat ook! We zijn op weg, net als een Abraham en zullen daar uitkomen,
wat Hij ons beloofde! Abraham kwam in Kanaän en wij zullen in de hemelen
ons gebied zien!

Woord vandaag

‘Nu hebben wij het over de wegrukking van de gemeente. Wat denk jij,
dat alle mensen in kerken en groepen ook meegaan?’

Is een moeilijke vraag. Eigenlijk kunnen wij dat niet zeggen. God bepaalt wie
geroepen wordt, Hij heeft dat al voor de eonen vastgelegd. Wij zijn in Christus
uitgekozen vóór de nederwerping van de wereld. Ieder die bij het lichaam hoort,
zal door God geroepen worden. Daar zitten ook mensen uit kerken en evange-
lische gemeentes bij. Maar wie dat precies zijn? Dat blijft een lastige vraag.

‘Nou, het gaat mij eigenlijk om mensen, die bijvoorbeeld van jongs af aan sterk
onder de wet leven. Zij horen traditioneel bij een kerk.’

Zij groeien niettemin bij het woord van God op. Zij horen in elk geval dagelijks de
bijbel voorlezen aan tafel en meestal hebben ze er zelf ook een. En dan weet ik van
de tradities en de belijdenisgeschriften die over het woord heen liggen als een be-
dekking. Toch kan God een werk doen door Zijn woord en mensen daardoor roe-
pen. Je hoort weleens van mensen, dat hun vader en/of moeder altijd bezig was
met de brieven van Paulus, of vooral met de Romeinenbrief. Je weet nooit
waarom of waartoe dat was.

‘Maar het is dan niet bepalend of zij precies weten van verzoening en de redding van
alle mensen en de hemelse bediening?’

Het gaat erom, dat men persoonlijk in het hart gelooft, dat de Heer Jezus hun redder
is. Als dat er echt niet is, en men gelooft echt niet met het hart, maar er is alleen
maar uiterlijk vertoon, dan kun je zeggen dat zo iemand niet gelooft. Maar wij zien
alleen de buitenkant en niet de binnenkant van iemand, de Heer ziet het hart aan.

‘Het blijft inderdaad een moeilijke zaak. God roept. Dat is duidelijk. Het lijkt mij, dat
de traditionele kerken (RK en dergelijke) blijven bestaan.’

Als de bazuin gaat, bedoel je? Ja, dat zou best kunnen. Officieel op papier beslaat de
RK kerk wereldwijd vele miljoenen leden. Als je ziet hoe dat in sommige landen is
toegegaan en hoe het nu is, kun je  je eigenlijk niet voorstellen dat alle papieren
leden ook echte gelovigen van het lichaam van Christus zijn. Maar, tot aan de bazuin

zal dat onduidelijk blijven. Daarna zal het merkbaar zijn, maar wij zullen het van
boven af zien! Het komt allemaal wel erg dichtbij!

Woord vandaag

‘Hoe lang denk jij dat het allemaal nog duurt in deze wereld?’

Wat bedoel je precies?

‘Nou, gewoon, hoe lang duurt het nog tot de opname of wegrukking van
de gemeente?’

Dat kunnen wij niet zeggen. Wel kun je zeer zeker ontwikkelingen zien,
waardoor je wéét dat het niet zo heel lang meer duurt. De wereldkaart ziet
er heel anders uit dan in 1890. De bijbelse landen zijn weer terug in het
Midden-Oosten. Irak (met een al aardig herbouwd Babylon), Iran (Perzië),
Jordanië, Egypte, Libanon, (As)Syrië, Saoedi-Arabië, en vooral als allerbe-
langrijkste : Israël met de hoofdstad Jeruzalem.

‘Het is een ingrijpende ontwikkeling geweest, vooral na de twee wereld-
oorlogen.’

Ja, en met al die bijbelse landen daar weer op de kaart kunnen de bijbelse
profetieën in vervulling gaan. Veel van die profetieën hebben al een soort
‘voor-vervulling’ beleefd, maar nog niet de definitieve, waarbij álle aspecten
volledig vervuld worden. Dat is gaat dus binnenkort gebeuren. Het einde
van deze boze (3e) eon (aioon) is in zicht!

‘Maar, waaraan kun je dan zien dat de wegrukking van de gemeente nabij is?’

De status van Jeruzalem moet vastgesteld worden. Het zogeheten ‘vredes-
proces’ is nog steeds en al vele jaren aan de gang. Intussen blijft de druk op
de ketel (mijns inziens gebeurt dat bewust) en moet er een akkoord komen.
Het ondertekenen van het zogenaamde Oslo-akkoord op 13 september 1993
heeft nog steeds niet tot een ‘vrede’ tussen Israël en de Filistijnen geleid.
Volgens Daniël 9:24-27 moet dat wel gebeuren en moet er een ‘verbond
met velen’ komen, dat een regeling bevat inzake Jeruzalem, de Joodse staat
en de Filistijnse staat.

‘Zodra die regeling ingaat begint de 70e jaarweek van Daniël ?’

Dat kun je zo zeggen, ja, en daarvóór zal de gemeente weggerukt worden.
Want wij worden vóór de verontwaardiging (toorn) weggerukt, zoals
blijkt uit 1 Thessalonicenzen 1:9,10 en 1 Thessalonicenzen 5:9-11. Wij zijn
niet gesteld tot verontwaardiging (toorn), maar tot verkrijging van red-
ding door onze Heer Jezus Christus!

‘Er bestaat ook een visie, dat wij de eerste helft van die 70e jaarweek nog
op aarde meemaken.’

Het is mijn stellige overtuiging, dat de tijd van de roeping van het lichaam
van Christus eindigt als God direct met Zijn volk Israël gaat handelen.
De tijd waarin de overstromende genade geldt, houdt op als de periode van
gerichten gaat beginnen. Het zal naar mijn mening merkbaar zijn, als er een
verbond door Zijn volk gesloten wordt met de wetteloze. Het zal een verbond
met de dood zijn. Dat blijkt op de helft van die jaarweek, als de wetteloze het
gedurige (ritueel) ineens stopzet en een gigantische uitbraak van antisemi-
tisme gaat plaatsvinden, die zijn weerga niet kent.

‘Dus jij denkt heel stellig dat wij weggerukt worden vóór het ingaan van die
laatste jaarweek en dus vóór het ingaan van het verbond met velen?’

Ja, omdat dat m.i. een direct handelen van Gods volk is
, dat duidelijk voor-
zegd is in Daniël, op dat moment kunnen Messiaans gelovige Joden (die dus
in de Heer Jezus als hun redder geloven) uit de profetieën gaan aftellen en
weten exact wanneer zij weg moeten zijn uit het land. Zij zullen een veilig
heenkomen moeten zoeken, als je het mij vraagt in de oude Nabateese
hoofdstad Petra (Jordanië)!