‘Toch goed om na te denken over Zijn opstanding uit de doden.’
Het is een vast feit, waaruit wij leven. Ons geloof is niet alleen gebaseerd
op de Schriften, maar ook op werkelijke gebeurtenissen. Hij is werkelijk
gekruisigd en opgestaan. Ooggetuigen, en het zijn er nogal wat, hebben
daarvan helder gesproken. Ze waren er zó blij mee, dat ze het direct ging-
en vertellen aan anderen. De dingen die zij gezien en gehoord hadden.
‘Maar ook de betekenis van Zijn opstanding.’
Daar hebben alle apostelen het over. In het bijzonder Paulus, die zeer
uitgebreid schrijft over de opstanding. De Schrift gebruikt drie woorden
om dit gebeuren te beschrijven: opstaan, opwekken en levendmaken.
In 1 Korintiërs 15 worden alle drie begrippen gebruikt. De Heer Jezus
Christus werd door Vader opgewekt. Hij stond op en bleek levendgemaakt.
‘Dat heeft toch ook met lichaam, ziel en geest te maken?’
Opstaan wijst op het lichaam, dat opstaat (uit de doden), opwekken zegt
iets over de ziel en levendmaken wijst naar de geest. In vers 20-28 gaat
het speciaal om levendmaken. Dat houdt in: leven ontvangen dat niet kan
sterven. In de Ene die levendgemaakt is, zijn in feite alle anderen omvat.
Zij zullen in rangorden levendgemaakt worden, tot de laatste er ook bij is.
De laatste groep is de grootste, dat zijn al diegenen, die uit de tweede
dood komen. Zij zullen bij het voltooien van het laatste tijdperk (de nieuwe
hemel en de nieuwe aarde) levendgemaakt worden.
Dan zal God altijd zijn: alles in allen.