Waarom is de Bijbelse leer van verzoening van het al door God een gevaarlijke leer? Men beweert vaak, dat het mensen geestelijk lui zou maken: ‘ja als iedereen toch gered wordt, waarom zouden we ons dan inspannen voor evangelisatie en zending?’ Kennelijk was Paulus een andere mening toegedaan. Hij schrijft aan zijn geeste-lijk kind Timoteüs: ‘doe het werk van een evangelist’. En zelf was Paulus uiterst actief en liet niet na, onvermoeibaar, de mensen het evangelie te brengen. Niet vanuit de gedachte, dat ze anders voor eeuwig verloren zouden gaan, maar juist vanuit die diepe vreugde in zijn hart, dat God de redder van alle mensen is! Als je die God kan verkondigen, hou je er nooit meer mee op. Een tegenvraag: als je gelooft, dat mensen, die niet geloven (je buren, je collega’s, je vrienden, je kennissen, je ouders, je neven en nichten, noem maar op), voor eeuwig verloren gaan, waarom kun jij dan ’s nachts gerust slapen? Waarom kun je eigenlijk nog slapen? Dan moet je toch onvermoeibaar de deuren langs gaan en al die mensen overtuigen, dat het verschrikkelijk met hen gaat aflopen? Voor eeuwig pijn lijden in de hel? En dat overkomt je vrienden, die niet geloofden, maar wel heel aardige mensen zijn? Kun je dat verdragen? God niet, in elk geval.
Als je gewoon vasthoudt aan de Bijbelse uitspraken, zit je goed. Paulus leerde helder en expliciet, in niet mis te verstane woorden:
‘God is de redder van alle mensen, inzonderheid van de gelovigen. Beveel en leer dit’ (1 Timoteüs 4:10). ‘Derhalve, gelijk het door één overtreding voor alle mensen tot veroordeling gekomen is, zo komt het ook door één gerechtigheid voor alle mensen tot rechtvaardiging ten leven’ (Romeinen 5:18). ‘Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden’ (1 Corinthiërs 15:22).
Amen!
3 oktober 2009
‘Het is en blijft een gevaarlijke leer!’ ‘Het is een duivelse leer!’ ‘De Heer Jezus leerde heel erg duidelijk: hemel en hel, het eeuwig wel of het eeuwig wee!’
‘Jullie zijn een stelletje alverzoeners!’ ‘Er klopt niets van wat jullie zeggen!’ Dit soort felle reacties krijg je soms naar je hoofd, als je de woorden van God naspreekt. De gedachte, dat God een dubbel einddoel zou hebben, in plaats van één einddoel, komt voort uit de oude Zoroaster religie van Perzië. Daarin ging het om een eeuwige strijd tussen licht en duisternis, goed en kwaad, en zo voorts. Dit eindigde noodzakelijk in een dubbel einddoel: hemel of hel. Dit heidense denken, mogelijk gecombineerd met het manicheïsme (waarin Augustinus 9 jaar lang een zogenaamde ‘toehoorder’ was), wat enigszins lijkt op het zoroastrisme, is de christenheid binnengedrongen en werd verheven tot officiële leer van de kerk, waarvan de duidelijk sporen ook in Nederland terug te vinden zijn in artikel 37 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Wat je in dat artikel leest, is nu niet bepaald evangelie, en kan de toets van Gods woord zeker niet doorstaan.
Neem bijvoorbeeld Kolossenzen 1:15-21. Daar schrijft de apostel erg helder, dat al wat geschapen is, in, door en tot Hem geschapen is, dat is: de Zoon van Gods liefde. Het gaat dan om schepselen, die een relatie met God kunnen hebben; hemelingen en mensen. Al die schepselen worden met God verzoend, volgens vers 20. Dat God dus alles met Zich verzoent, is de duidelijke boodschap, die Paulus daar brengt. Echt evangelie dus. Paulus leerde de verzoening van het al, al die schepselen. God laat ze niet voor eeuwig verloren gaan, wel tijdelijk, maar niet voor altijd. Daar is het hart van God veel te groot en te liefdevol voor.
2 oktober 2009
‘Ja, wacht eens even, gisteren zei jij dat nou wel, dat eens ook al diegenen, die nu niet willen of kunnen geloven, eens hun knieën zullen buigen voor hun Redder, maar dat is niet eerlijk!’ Waarom dan niet? ‘Omdat zij dan een heel leven niet geloofden en maar hun gang konden gaan, terwijl ik netjes heb geleefd!’ Ja, en als God dat nu eens zo geregeld heeft, God, die van alle mensen houdt, die al die mensen geschapen heeft. Zou jij het kunnen verdragen als één van jouw kinderen of één van jouw beste vriend(inn)en voor altijd van jou gescheiden zou zijn? En God is nog veel groter en liefdevoller dan wij! Ken je het verhaal, dat de Heer Jezus vertelde over de verloren zoon? Mooi hè, hoe die vader op de uitkijk stond en zijn zoon al van ver zag aankomen. Die zoon hoefde niet eens berouw te tonen over zijn vroegere gedrag. Kon zo aanschuiven bij het feest, dat speciaal voor hem was klaargemaakt. Wonderlijk he. Maar ja, het andere deel van dat verhaal gaat over zijn broer, die andere zoon. Eigenlijk was die ook verloren. Weet je waarom? Omdat die meende, dat hij het zelf maar al te goed voor elkaar heeft. HÃj heeft altijd goed voor zijn vader gewerkt. Hij vond zichzelf beter dan die andere zoon. En zo zijn zóveel mensen van-daag. Mensen die netjes leven, ieder het zijne geven, alles goed voor elkaar hebben. Juist die mensen zijn het moeilijkst te bereiken met de boodschap van de Bijbel. Zij hebben geen Redder nodig. Zij kunnen het zelf wel. Vinden het wellicht vanzelfsprekend, dat zij later (als zij geloven in een hiernamaals) beloond zullen worden voor hun goede daden.
Zij kijken neer op anderen, die het niet goed voor elkaar hebben. En veel gelovigen kunnen het niet hebben, dat anderen, die misschien heel slecht geleefd hebben, uiteindelijk ook mogen aanschuiven bij Vader. Maar dat uiteindelijk de hele schepping, alle mensen, zullen delen in heerlijkheid, dat is toch pas echt evangelie?
1 oktober 2009
De boodschap, dat het overgrote deel van de mensheid voor eeuwig verloren gaat, omdat zij in dit leven niet hebben geloofd in de Zoon van God, is geen evangelie. Als dat de inhoud van het ‘evangelie’ (goed bericht, goede boodschap) zou zijn, dan is ‘evangelie’ een onjuist gekozen woord. ‘Ja, maar het evangelie is, dat Jezus Christus is gestorven voor de zonden van de mensen’. Als men het zo zegt, is het nog steeds geen evangelie. Want dan is Hij alleen gestorven. Volgens Paulus althans, is dat geen evangelie. ‘Ja, nee, ik bedoelde natuurlijk ook dat Hij is opgestaan’. Oké, we zijn een stapje verder. Maar dan: Hij is gestorven voor onze zonden en opgewekt uit de doden. En dan? ‘Ja, je moet het natuurlijk wel geloven’. Akkoord, het evangelie wordt gesproken, men hoort het en gelooft dat. Dan ben je gered. Mooi, maar het blijkt, dat er vandaag miljarden zijn, die dat niet geloven! ‘Nou ja, dan moeten wij meer zending bedrijven’. Mmmm, als we terugkijken op 2000 jaar zending, en we zien hoeveel tijd en energie er ook nu in gestoken wordt, dan heeft het maar weinig opgeleverd. Nog steeds gaat het overgrote deel van de mensheid voor eeuwig verloren. Stel je eens voor, dat jouw broer of zus of vader of moeder (of allebei) maar niet willen gaan geloven. Wat dan? ‘Nou ja, dan zijn zij voor eeuwig verloren’. Kun je dat met droge ogen zeggen? Maar, Paulus schrijft toch zo duidelijk in 1 Timotheüs 4:10, dat God de Redder van álle mensen is, inzonderheid van de gelovigen? Dát is toch écht een blijde boodschap? Als je ongelovige vrienden, vriendinnen en familieleden steeds maar niet willen geloven, dan is het toch een geweldige troost, te weten, dat ook zij eens hun knieën voor hun Redder zullen buigen, en dat echt van harte?
30 september 2009
En? Toch wel heel praktisch he, die Paulus. Die wist wel wat hij schreef, door God geïnspireerd. Het is nou niet bepaald zijn spreken van beneden over ‘boven’. Integendeel. Het is Paulus door Christus gegeven zo te schrijven. En voortdurend stelt hij ons de toekomst voor ogen. Hij komt er steeds maar op terug. Want als hij klaar is in vers 23, dan heeft hij alle terreinen van het leven wel gehad. En waar wijst hij daarna op? De toekomst! In vers 24,25 wijst hij op ‘de vergoeding’ (het loon), en ‘terugontvangen’ en dat moet in de toekomst, na het leven op aarde zijn. Hij schrijft in al zijn brieven over de toekomende dingen. Dat is wat de apostel Petrus ook schrijft in zijn tweede brief. Het hele 3e hoofdstuk is gewijd aan de ‘toekomstige dingen’ en in dat kader schrijft Petrus in vers 16: ‘en houdt de lankmoedigheid van onze Here voor zaligheid, zoals ook onze geliefde broeder Paulus naar de hem gegeven wijsheid u geschreven heeft,evenals in alle brieven, wanneer hij over deze dingen spreekt. Daarin is een en ander moeilijk te verstaan, wat de onkundige en onstandvastige lieden tot hun eigen verderf verdraaien, evenals trouwens de overige schriften’.
Petrus had de brieven van Paulus gelezen en gezien, dat hij in al zijn brieven spreekt van de toekomende dingen. Overigens is het heel goed mogelijk, dat Paulus als laatste schreef en dat Petrus op de hoogte was van een aantal van Paulus’ brieven. Hoe dat ook is, we zijn ervan overtuigd, dat wij leven met het oog gericht op de grote toekomst, die God ons voor ogen stelt.